De laatste wereldoorlog bracht onder druk van Stalin een patriotische literatuur, die menig waardevol werk telde, zoals Brood van Tolstoj en De jonge garde van Fadetew. Als toneelwerk onderscheidden zich Russische adelaars van Litowski en Ossipow en Invasie van Leonows. Toch vermocht de toneelkunst van de Sovjets niet gelijke tred te houden met de overweldigende ontwikkeling van hun ensceneringskunst. Hinderlijk werkt hier de kritiek, die steeds in funktie van het Marxisme wordt uitgebracht. Zo laat de bloeiperiode in de toneelliteratuur van de USSR nog steeds op zich wachten.
Heel wat gelukkiger, vergeleken bij deze van de letterkunde, is de ontwikkeling van de film in de Sovjet-Unie. Tijdens de NEP-periode ving de beoefening van de kommunistische filmkunst aan. De pionier was L. Kuleschow die met Wertows samenarbeidde. Aanvankelijk verwerkte hij bestaande filmen. Aldus kwam de prent tot stand: Mr. Wests' avonturen in het land van de Bolsjewisten. Zijn leus was: Los van het teater, terug naar het leven. De richting die hij inzette, voltooide Eisenstein; die door een synthese van Wertow's filmprocédé met de techniek van zijn meester, Meyerhold, een nieuwe revolutionaire filmkunst schiep. Van hem zijn de merkwaardige produkties: Het slagschip Potemkin, Tien dagen die de wereld schokten, De generale lijn, Strijd om de aarde, Alexander Newski en Iwan, de verschrikkelijke.
Bijna even geniaal als Eisenstein is de regisseur W. Pudowkin. Hij verschilt echter van deze, daar hij de revolutie romantisch-realistisch tekent en het kollektieve van uit het individu bekijkt. Hij verwierf grote faam met zijn revolutionaire films: Storm over Azie, De laatste dagen van St.-Petersburg, Moeder en De weg door het leven. Bij deze groten behoren nog H.S. en G. Wassiljew, Dsigan en Donkoj met zijn beroemde Gorki-trilogie.
Tijdens de oorlog brachten de producenten patriotische prenten: Peter de Grote, Regenbogen, De dorpsonderwijzeres, Het grote keerpunt enz. Sindsdien kwam er een zekere wijziging in de Sovjet-kunstpolitiek. De kunstenaars kregen een weinig meer vrijheid voor hun scheppingswerk, en de kunst ging dieper in het verleden wortel schieten. Tot deze kentering heeft A. Tolstoj blijkbaar veel bijgedragen met zijn historisch boek Peter de Grote dat het verleden door het prisma van de kollektivistische en nationalistische strevingen van het Marxisme ziet. Het zette de bloei in van een reeks historische biografieën en romans. Op filmgebied is de evolutie nog meer progressief: de psychologische temas winnen het op de ideologische. Een duidelijk voorbeeld hiervan geeft ons De onvoltooide Roman van Ermler en zelfs de balletfilm Romeo en Juliette.
Over de plastische kunsten, zoals schilder- en beeldhouwkunst is ons weinig bekend. In dienst van de nieuwe levensvisie lieten hoofdzakelijk kubistische en futurische richtingen zich gelden. In zake bouwkunst haalde het aanvankelijk de Nieuwe Zakelijkheid, die grootse konstrukties verwezenlijkte in dienst van de volksgemeenschap.
Wanneer wij nu ten slotte de kunstproduktie van de USSR overzien, dan vinden wij er het aktuele leven, vooral het geestesleven van die volkeren in weerspiegeld. Onder druk van de staat is de kunst er tendentieus: de nieuwe opvattingen en verwezenlijkingen worden verheerlijkt, de oudere verworpen. Zij moet revolutionair zijn. Daarom zoekt zij bij voorkeur haar temas in de heldenfeiten uit de revolutie-tijd en de laatste Wereldoorlog. Deze zijn gemakkelijk te romantiseren en bieden den schrijver een gelegenheid om zich een blind optimisme te verliezen. Deze wil tot verheerlijking en het geloof van de marxistische strijder brengen in de kunst levensblijheid en energie. Vitale kracht en dynamisme tekenen de proletarische strijd. Men krijgt zelfs de indruk dat elk zwartgallig boek systematisch geweerd wordt. Wanneer auteurs, zoals Ilf en Petrov en Zosjtsjewsko zich aan kritiek wagen, is het altijd vol humor maar ook vol hoop op het wellukken van het regime. Een werk zonder tendenz wordt, zoniet vijandig, dan toch minderwaardig geacht. De kunst, evenals het leven, is dan ook in de meeste van haar uitingen geremd. Wanneer zij niet aan de innerlijke begeestering van de kunstenaar ontsproten is, is zij artificieel en dor. Vandaar dat de letterkunde zo dikwijls verschrompelt tot faktografie en schematiseren, en dit als een beeld van de gedwongenheid en de gemaaktheid van het officiele leven. Dit wekt de indruk van een façade-kultuur. En deze indruk wordt nog verhoogd door het ontbreken van elke wijsgerige problematiek, die de praerevolutionaire periode van de russische literatuur zo sterk kenmerkte. Het is alsof de mensen er zich tans niet meer interesseren voor de vraagstukken van leven en dood of voor de diepere zin van het bestaan. Het lijkt wel of het innerlijke leven er doodgevrozen is onder de ijskoude adem van de terreur.
Vooral pijnlijk is de ontstellende afwezigheid van het godsdienstige, waardoor de literatuur zo sterk van de vroeger russische en van de wereldletterkunde verschilt. De staatsdoktrine heeft God gedood. Hoezeer het bewustzijn deze dood als een bedrog beleeft, blijkt uit de eentonige en brutale bestrijding van de Godsgedachte en van het geloof. Alleen Don Quichotte vecht tegen hersenschimmen. De ateïstische toon in de sovjetkunst klinkt vals. Enkel daar waar het russisch gemoed weer de oude waarden aanvaarden mag, namelijk in de folklore, daar vindt elke ware kunstenaar zijn hoogtepunten terug, daar vinden wij scheppingen van hoog gehalte. Schoonheid is leven in Waarheid.
dr. c.j. lannoy, o.f.m. cap.