het kerkelijk gezag zich er toe beperkt, een bepaald werk om zijn strekking of vergissing te veroordelen - waardoor de schrijver wordt terechtgewezen en tenslotte geholpen in zijn zoeken naar nieuwe oplossingen -, laten de onvermijdelijke critici en haters van nieuw leven onder zijn geloofsgenoten de kans niet ontsnappen, om zijn persoon, zijn hele werk en zijn hele streven verdacht te maken.
Dit was het drama van de réveil-beweging in Duitsland. Achteraf gezien is het voor eenieder duidelijk, dat zonder de beweging rond Hochland, in 1903 door Carl Muth gesticht, de katholieke literatuur in Duitsland nooit de ontplooiing en bloei zou hebben gekend, waarop men thans fier gaat. Muth, zijn naam waardig, had kort vóór de eeuwwende, met een paar essay's: Steht die katholische Belletristik auf der Höhe der Zeit? en Die literarische Aufgaben der deutschen Katholiken, zijn geloofsbroeders vóór het dilemma gesteld: - ofwel hebben de katholieken nog een antwoord te bieden op de vragen van deze tijd en een oplossing te vinden voor haar problemen, maar dan moeten zij ook de taal van de tijd leren, dan moeten zij die ook als katholieken mee-denken en leren begrijpen, - ofwel houden zij zich veilig aan de oude vormen van hun christelijke traditie en denkwijze, maar dan betalen zij hun geborgen zekerheid ook met het verzaken van hun plicht, de moderne cultuur met katholieke geest te doordesemen en te hervormen, dan maken zij de kloof tussen henzelf en de evoluerende cultuur van hun tijd definitief, m.a.w. dan verkiezen zij voorgoed te leven binnen de muren van het geestelijk ghetto, dat zij uit defensie en angst voor het leven rond zich hebben opgetrokken.
Vanaf het begin had Muth klaar ingezien, dat de antagonistische elementen, die een katholiek renouveau belemmerden, niet uitgingen van een oppositie door andersdenkenden, doch van verlammende factoren binnen de katholieke gemeenschap. Hochland stelde zich tot doel, de katholieken uit hun ghetto-mentaliteit en ghetto-positie te halen.
En hierbij zien wij het merkwaardige fenomeen, dat zich ook in Nederland zal herhalen: de zoekers naar vernieuwing in de literatuur vonden contact met de zoekers naar vernieuwing in het theologische denken. Uiteraard schijnen die twee klassen van schrijvers allesbehalve voorbestemd om een broederschap te vormen. Het feit, dat beide groepen elkander zochten en vonden, is alleen te verklaren uit de felheid, waarmee zij door de welmenende ghetto-verdedigers werden bestreden. Jonge leraars uit Tübingen, Würzburg, München, enz., bekeerlingen, theologiestudenten, literatoren en historici, die allen naar vernieuwing zochten, ontmoetten elkander in de Hochland-beweging. Maar hun Reform-Katholizismus had voor velen een ketterse bijsmaak, al heetten die jonge schrijvers ook Peter Dörfler, Philipp Dessauer, Konrad Weiss of Enrica van Händel-Mazetti.
Juist in deze strijd, die de volle zwaarte en tragiek van het leven deed aanvoelen, die noopte tot bezinning en overweging, ontstond in Duitsland een religieuze literatuur van een gehalte, dat door geen enkel ander land werd geëvenaard: naast Bernhart mogen de namen van Lippert, von Hildebrand, Guardini, von le Fort volstaan om even aan de rijkdom er van te herinneren. En toch vermocht het werk van de grote katholieke schrijvers, die in de zeventiger en tachtiger jaren geboren werden, niet door te dringen tot de massa van hun geloofsgenoten: de eerste wereldoorlog was nodig, om de zorgvuldig opgerichte schutsmuur rond het katholieke ghetto neer te halen, de oogkleppen af te rukken, en de katholieke gemeenschap op de ruïnes van een illusie te doen ontwaken tot haar reële positie en roeping in de moderne cultuur.
Opzettelijk werd hier ter illustratie een moment geschetst van de strijd voor het scheppen van een volwaardige katholieke literatuur in een ander taalgebied dan het onze. Om niet al te zeer de kleine hartstochten te wekken in een wereld, waarmee men overigens voldoende vertrouwd is, mogen een paar opmerkingen over het eigen taalgebied volstaan.
Over Nederland in de eerste decennia onzer eeuw geeft Prof. Asselbergs de vinnige samenvatting: ‘De katholieke belletrie ontwikkelt er zich in een gedurig conflict met de katholieke boekrecensenten, die zich geroepen voelen, het volk te behoeden tegen de schadelijke invloeden van de profane literatuur.’
Het grote orgaan van de katholieke literaire herleving, Van Onzen Tijd, in 1900 gesticht, kon bestaan dank zij de collaboratie van katholieke leken uit het protestanse Noorden; het katholieke Brabant liet de beweging onverschillig of met afkeurende blik aan zich voorbijgaan. Al de Italiaanse tact, beweeglijkheid en onbevangenheid van een Maria Viola was er voor nodig, om de strijd voor de literaire emancipatie der katholieken tegen de katholieke bewustzijnsverenging zonder bitterheid of ontmoediging door te zetten. Haar man, de schitterende erudiet en causeur De Klerk, slaagde er in, zijn vitaliteit en goed humeur in zijn levenwekkende zending onaangetast te bewaren, als hij tussendoor maar eens zijn toorn kon luchten tegen de satanspummels, die zich voor Gods vlegels houden.
Doch de artistieke begaafdheid en het hooggestemde idealisme van deze schrijversgeneratie gingen niet altijd samen met het verheugend bezit van een combatieve en weerstandskrachtige persoonlijkheid. Meer dan één van deze kunstzinnigen had schitterend kunnen weerstand bieden aan alle aanvallen van andersdenkenden, maar kon de energie niet opbrengen om, geïsoleerd, het hoofd te bieden aan de aanvallen van zijn geloofsbroeders. Dat Theo Molkenboer, verbitterd, in vrijwillige ballingschap te Lugano ging sterven, leeft misschien nog voort in de herinnering, maar aan figuren als aan die van de