West-Vlaanderen. Jaargang 5
(1956)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermdNieuwe banen in de muziekopvoedingDe hernieuwing der muziekopvoeding ontwikkelt zich in ons Vlaamse land in en snel tempo. Niet alleen worden muziekpedagogische weekends, muzische weken, kursussen voor de bouw van jeugdinstrumenten, dagen voor huismuziek, enz. druk bezocht door liefhebbers en belangstellenden, maar ook de grondige vakopleiding der toekomstige muziekopvoeders kan zich verheugen in een bloeiend leven aan enkele hogere muziekscholen. In West-Vlaanderen aan het conservatorium te Roeselare.Ga naar eind1 In deze conservatoria wordt de basis gelegd van een totaal nieuwe strekking, niet zozeer door theoretische lessen dan wel door de veelvuldige praktische oefeningen, waarin jonge mensen leren ervaren dat de akademische vorm der muziekles heeft afgedaan, dat de technische en theoretische muzieklessen moeten vervangen worden door een intens en vitaal musiceren. Het zal de lezer wellicht interesseren iets meer te vernemen over de diepere psychologische grondslag van deze beweging (I) en tevens een blik te werpen op enkele praktische technieken (II) zoals deze thans toegepast worden in de muziekopvoeding en in de muzikale jeugdbeweging. | |
[pagina 138]
| |
IWanneer men de esthetisch-psychologische literatuur raadpleegt omtrent het muziekbeleven, dan valt het op hoe ze dikwijls beperkt blijft tot vage omschrijvingen van verschillende types van muziekluisteraars. Hoe belangrijk deze ook mogen zijn, toch menen wij dat hierbij de fundamentele psycho-dynamische processen die optreden bij het muziekbeleven voorbij worden gegaan. Muziekbeleven is immers in de eerste plaats een psycho-dynamisch proces, waarbij de mens het krachtenspel van de klankbewegingen in zijn innerlijk leven a.h.w. weerspiegelt. Niet het slechts vaag emotioneel beroerd worden door de muziek, ook niet in de eerste plaats het bewuste herkennen van de wetmatigheden van het klankenspel, niet de expliciete bewustwording van de vorm en andere kenmerken primeert, maar wel het aktief kontakt, het innerlijk meebewegen is voorwaarde tot een gelouterde belevenis. Muziekbeleven betekent in de eerste plaats: de spanningen en bewegingsvormen die door het kunstwerk gedragen worden in zich opbrengen, innerlijk meébewegen met melodische bewegingen, ritmische en vormbewegingen, in het tegenwoordige het voorbije meehoren, in het thema het tegenthema, de spanning van het ene deel naar het andere meebeleven, enz. Dit alles eist niet in de eerste plaats expliciet bewustzijn van de esthetische kwaliteiten, maar wel er door beroerd te worden, er in te bewegen, er kontakt mee te hebben. Het gaat om het aktief meebewegen met de klankbewegingen, m.a.w. om de gevoeligheid van onze muzikale funkties, om de ontvankelijkheid van onze muzikale geesteskrachten.Ga naar eind2 | |
IIHet maximaal ontvankelijk maken, het volkomen aktiveren van alle muzikale geesteskrachten is dan ook de kern der hedendaagse muziekopvoeding. Dat dit niet gebeuren kan door theoretische lessen over de muziek (waarbij slechts het verstand aktief wordt) ook niet door technische oefeningen (waarbij de esthetische dynamische krachten als daar zijn: vreugde aan het ritme, aan de melodische schoonheid enz. onberoerd blijven) is vanzelfsprekend. Onder de sterke invloed van de muzikale jeugdbeweging hebben zich talrijke nieuwe didaktische technieken ontwikkeld, waarop we thans even het licht willen werpen. | |
1) De vorming van de zin voor melodie.Het zingen van liederen beperkt zich niet meer tot een passief vóór- en nazingen. Het volkse kinderlied wordt ook voorbeeld en uitgangspunt voor een aktieve assimilatie door het kind van de melodische krachten die in de toonreeksen leven. Men beseft thans dat het melodiegevoel - en daarmee samenhangend de vreugde aan de melodische bewegingen - toeneemt naarmate het kind aktief leert omgaan met de melodische elementen, naarmate het zelf met klanken experimenteert, kleine melodieën op eenvoudige teksten bouwt, dat het aldus tevens gevoelig wordt aan de noodwendigheid van variatie, herhaling, kontrast, enz. Wanneer het zelf heeft leren ervaren hoe op bepaalde lettergrepen of woorden een stijging en op andere een daling past, wanneer het aktief de eigen sfeer van de verschillende toonreeksen heeft geëxploreerd (in het begin de roepterts, later de la-sol-mi-trits, de pentatoniek, de heptatonische reeks, de oude modi, enz.), wanneer het zelfscheppend deze toonruimten heeft veroverd, wordt ook een grotere zangvreugde gewekt en een beter aanvoelen van het melodisch leven van het lied. Op deze wijze wordt de muziek voor het kind een taal, waarin het zich graag uitdrukt, waarmee het kleine toneeltjes tot zangspelen wil uitbouwen, pittige inleidingen vóór- of naspelen wil improviseren bij volksliederen. Kortom het kind leert kreatief omgaan met de muziek, d.w.z. met de inzet van al zijn krachten. Staaf-instrumenten als de klokkenspelen en xylofonen van het Orff-instrumentarium (waarop men slechts die staven zal leggen die in een bepaald stadium van de melodische ontwikkeling passen) bieden niet alleen de mogelijkheid om op ideale wijze afwisseling te brengen in het melodisch spel, ze zijn tevens een uitstekende brug om te komen tot vokale zelfstandigheid en tot de notatie. Geïmproviseerde melodieën zal het kind bvb. op de klokkentoren (een klokkenspel dat opgehangen wordt aan het bord en waarnaast de lijnen van de notenbalk worden getrokken) nazoeken en als vanzelf naast de klinkende staafjes noteren en op deze wijze - en talrijke varianten ervan - voortdurend de associatie tussen klankvoorstelling en symbool (notentekens) versterken, wat toch de basis is van het zelfstandig zingen. | |
2) Vorming van de zin voor ritme.Ook hier is het spontane, levensechte folklore-goed uitgangspunt en voorbeeld. Beseft de lezer de waarde van het ritmisch klankenspel van onze folkloreversjes? Het tintelend spel van klanktimbres en ritmen van veel aftelrijmpjes biedt het kind heel wat meer vreugde aan de ritmiek dan de saaie berekening van breukgetallen of de drill-oefeningen op bepaalde ritmische figuren. Spelliederen worden niet meer uit hun natuurlijk verband gerukt (Zang, spel en dans vormen één geheel in het spontane kinderleven). Men exploiteert er integendeel de vele vormende waarden van. Het gestyleerd uitbeelden van een lied in gestisch-mimische- en dansbewegingen komt niet alleen de algemene expressie-tendens van het kind ten goede, maar bergt eveneens talloze mogelijkheden om de zin voor ritme te aktiveren, om het aanvoelen van de verschillende metra te bevorderen, om het kind in de mogelijkheid te stellen zich volledig over te geven aan de ritmische belevenis. | |
[pagina 139]
| |
Het lijmen en klemmen van de zijwanden.
| |
Instrumentenbouw door de jeugdEen groep muziekpedagogische studenten van het Kon. Vlaams Muziekconservatorium te Antwerpen, van het Lemmensinstituut te Mechelen en van het Conservatorium te Roeselare maakten gedurende het groot verlof Muzische Weken door te Averbode onder de leiding van Prof. M. Andries. Deze weken werden vooral gewijd aan het zelfbouwen van vedels, waarover we enkele beelden afdrukken.
M. Andries en een der deelnemers keuren een instrument waarvan het klanklichaam afgewerkt is en de hals ingelijmd, het is klaar om er de snaren op te spannen.
De ribben en steunbalkjes van bodem en deksel der vedels worden fijn afgebijteld.
Twintig prachtige vedels (waaronder diskant-, alt-, en basvedels) zijn het resultaat van deze weken, die natuurlijk eveneens vol waren van allerhande muzische aktiviteiten als: volksdans, huismuziek, koorzang, improvisatie, enz...
| |
[pagina 140]
| |
Allerhande improvisatievormen kunnen de zin voor ritme verlevendigen: Hoe wordt de uitvoering van een weversliedje een ware belevenis, wanneer kinderen het mogen begeleiden met zelf-gevonden ostinaat-herhaalde ritmische teksten die het weversgetouw nabootsen! Dat hier het inoefenen van bepaalde ritmische cellen geen drill, maar een echte vreugde wordt is overduidelijk. Het kind verlangt daarenboven dergelijke ritmen te noteren (om ze niet te vergeten!). Hier eveneens groeien notatie en assimilatie van ritmen van binnen-uit en worden ze niet van buiten-uit opgedrongen. Een ritmisch vraag- en antwoordspel, waarbij de leerkracht een ritme van bvb. 2 of 4 maten voorspeelt en waarop kinderen een spontaan antwoord kunnen geven, wekt eveneens heel wat muzikale krachten. Het kind moet zich immers inleven in het klimaat van het metrum, het wil daarenboven een voortzetting zoeken waarbij de ritmische stroom niet onderbroken wordt, het zal de symmetrie van het antwoord leren aanvoelen. Welk een grote rol spelen al dergelijke faktoren niet in de muziekbelevenis? Ritmische spelen kunnen uitgroeien tot het opbouwen van kleine muzikale vormen (bvb. de rondovorm: A B A C A B A). Hier wordt gezocht naar ritmische kontrasten tussen de verschillende delen, hier smaakt het kind de vreugde aan de herdenking van herhaalde motieven. (Weer zeer belangrijke aspekten van muziekbelevenis!) Het zou ons te ver leiden de talloze mogelijkheden van ritmische aktiviteit (als: ritmische kanons, begeleiding met slagwerk van liederen of van zelf-geïmproviseerde danswijsjes, het ritmeren van melodieën, het bouwen van een melodie op een gegeven ritme, enz.) te beschrijven en na te gaan hoe men door dit alles de zin voor ritme bij het kind progressief maximaal ontplooien kan. We wilden de lezer slechts verduidelijken hoe de speelvreugde, de euritmische vreugde de tonus geeft aan de ritmische opvoeding en hoe daardoor niet alleen de techniek, maar vooral de muzikaliteit ontplooid wordt. | |
Vorming van de zin voor samenklanken.Veel oude volksliederen, kinderliederen en dansen werden vroeger begeleid door volksinstrumenten als de doedelzak, de draaielier e.d. Het is nu een geniale worp van Karl Orff (een der belangrijkste hedendaagse Duitse toondichters) geweest dit principe uit te bouwen tot een rijk gevarieerde techniek van ostinatie (- steeds weerkerende) begeleidingsvormen die op veel liederen, dansen en op eigen improvisaties kunnen toegepast worden en wat meer is, die door de kinderen zelf kunnen geimproviseerd worden. (Vanzelfsprekend speelt de suggestieve leiding van de leerkracht hierbij een grote rol). Deze begeleidingen worden gespeeld op een instrumentarium dat Orff zelf heeft ontworpen en dat praktisch geen speel-technische moeilijkheden oplevert. In het beginstadium zijn deze begeleidingen niet-funktionele klanktapijten (om een woord van Orff zelf te gebruiken) op pentatonische melodieën, dus geen begeleidingen in de klassieke harmonische zin, maar klankspelen die het karakter van deze harmonisch-ongebonden melodieën (waarin de zgn. ‘treknoten’ ontbreken) onderlijnen of die een of ander gebeuren dat in het lied wordt verhaald uitbeelden. Later leren de kinderen uit de melodieën afluisteren welke basklanken (steeds in ostinato-vorm gebruikt) onder de melodie kunnen geplaatst worden en zoeken zij deze te verrijken met allerlei figuratie-klanken. (De keuze van liederen en melodieën door de leraar is hierbij zeer belangrijk!) We willen niet in verdere technische details treden die voor de leek onbegrijpelijk zouden worden. Duidelijk werd hieruit toch wellicht dat men het harmonisch horen van het kind a.h.w. opeist en dat dit heel wat anders is dan 3 of 4 stemmen afzonderlijk indrillen om ze dan pas samen te brengen en ze zelfs dikwijls aan te moedigen elkaar niet te beluisteren om de eigen zekerheid niet te verliezen, duidelijk is het dat het koorzingen waarbij het kind voortdurend aangezet wordt de andere stemmen te beluisteren om de eigen stem te vinden, heel wat hogere pedagogische waarde bezit.Ga naar eind3
De muziekopvoeding betracht vormen van een alzijdig musiceren bij de jeugd te ontwikkelen, de muzieklessen te omvormen tot ware musiceerstonden, door de verbinding en uitbreiding van bovengenoemde technieken te komen tot het opbouwen van kleine kantates, schoolspelen, zelfs kleine kinderopera's, kortom tot het wekken van een echte veelzijdige en natuurlijke musiceervreugde. Ook de huismuziek-instrumenten: blokfluiten, vedels, luiten, gitaren enz., die allen relatief weinig technische moeilijkheden opleveren, worden hierbij aktief betrokken. De jeued ontdekt geleidelijk terug het zo rijke repertorium voor huismuziek van de renaissance- en barok-komponisten. Ook nieuwere instrumentale en vokale jeugdmuziek en muziek voor liefhebbers ontmoet 'n enthousiaste belangstelling in jeugdgroeperingen en scholen. Het is onloochenbaar dat de verspreiding van dit gezond dilettantisme (dilectio - liefde) bij onze jeugd een gevoelige resonantie-bodem wekt voor het publieke muziekleven, dat de nieuwere muziekopvoeding de jeugd meer ontvankelijk (want innerlijk aktief) maakt om de grote meesterwerken te waarderen, dat deze muziek-opvoeding van ongemeen belang is voor de algehele ontplooiing van muzische mensen, die gewapend zijn tegen de overrompeling door de ‘technische beschaving’. dr. marcel andries |
|