hedendaagse vorm heeft gegeven.
Oude Sint-Arnoudabdij der Benediktinessen nu de Kristoffelhoeve te Oudenburg
Zoveel is er vernieuwd dat we slechts na zoeken sporen van het vroegere kunnen terugvinden. Uit de eerste jaren van de xvii
e eeuw dateren de stoere, oogstrelende hoevegebouwen die in hun rustige eenvoud hun unieke stempel drukken op onze streek.
Enkele zeldzame Renaissance-motieven, bijna alle bedoeld om een jaartal te omlijsten, bewijzen de nadrukkelijke fierheid waarmede de voorouders van vóór drie eeuwen de wedergeboorte van hun grond aan het nageslacht hebben willen kenbaar maken. Evenals in de IJzerfrontstreek de jaartallen 1920-25 ten overvloede in steen verwerkt zijn, zo vinden we in talloze noorderse hoeven de jaartallen 1613, 1615, 1617... Zoals ze toen gebouwd zijn staan vele er nog, vaak op de plaats van de vernielde haardsteden van eeuwen terug, soms ook in verdeelde vorm (type Schoeringhe te Zuienkerke).
Vaak werd voor de nieuwbouw de ruïne gebruikt van de oude, soms bleven stukken muren bewaard, we vinden balken die van andere gebouwen afkomstig zijn.
De polderhoeve in haar klassiek geworden 17-eeuwse vorm is een stevig bouwwerk, gebouwd tegen wind en water. Haar schikking is zodanig dat ze zo weinig mogelijk vat geeft aan de hevige westenwind; vergeten we niet dat stormwind in het Blote het water jaagt door muren van twee stenen dik! Aan de o. of n.o.-zijde ligt de typische voutekamer met de beweegbare trap, die ook toegang verleent tot de kelder. De verhoging van de voutekamer laat toe de kelder te
Hofstede gelegen naast het Heultje te Uitkerke op de kruising van de Lissewegestraat en het Groen Dijkje langs de lange smalle watergangader
bouwen boven de hoogste
kwelm of grondwaterstand, en zo hoog mogelijk boven de
dering die als ondergrond te zacht is. Dit gedeelte is vaak geschoord door machtige steunberen of
drummers. De funderingen zijn breed en ondiep, zover mogelijk boven
de dering.
De gebouwen, vaak binnen de resten van wat eens de wal was, zijn afzonderlijk gelegen. Het brandgevaar zal wel de determinerende faktor voor deze bouwschikking zijn geweest, zelfs in baksteenbouw: we weten dat het pijproken in het begin der xvii eeuw algemeen was, en een ordonnantie van Karel VI in 1727 verklaart: meestendeel van den brand overgekomen ten platten lande is veroersaeckt door de toebakroekers, daervan het getal soedaeniglijk is aangewassen, dat men bijna niet en siet eenigen werkman ofte buitenman sonder de pype in de mond...
De schuur ten Westen, het wagenkot ten Zuiden, in een vorm die aan de Saxische hallehuizen herinnert, voltooien het vierkant rond de mestput.
De paardenstal is het dichtst bij het woonhuis: (de boer moet dicht bij de paarden zijn), soms met een rond venstertje binnenshuis, tegen dat een paard moet kachtelen; de koetsen in de paardestal waarin nu nog hier en daar de paardeknechten slapen.
De zijgevel komt 20 cm boven het dak uit: de zgn. windberg; zeldzaam zijn de versieringen. De schuiframen als venster, met hun wit-en-groene beschildering in de witgekalkte muren boven de zwartgeteerde onderrand.
We vinden nog enkele ogivale deuren, en heel zelden nog de halve deur die kan opengezet worden zonder dat de varkens binnenlopen. Soms mooi bewerkte deuromlijstingen met blauwe klompjes en een opperlicht.
Ankersleutels vinden we soms in vorm van jaartallen.
Binnenshuis is er de overbekende Vlaamse keuken, met de vroegere haard, soms met sober beeldhouwwerk in steen gebeiteld, en de zgn. Delftse tegels, hier en daar bijbelse taferelen voorstellend. De zoldering in eiken balken: moerbalk en schouderstukken. Jammer genoeg schijnen onze huidige boeren een zeldzame bedrevenheid te hebben verworven in het ontsieren van hun interieur met de meest hopeloos-wansmakelijke meubels en wandversieringen.
Een speciaal woord weze gezegd over het meest karaktergevende gebouw van het hoevekompleks: de schuur. Zoals hoger gezegd schijnt de oudste vorm van schuur de mikke te zijn; bij ons is deze verdwenen. De dwarsschuur met doorrit op zij verscheen in onze streek reeds in de xiiie eeuw, en nog wordt ze aldus gebouwd.
De meest opvallende soort schuren, die een typische noot geven aan ons landschap, zijn de zogenaamde Friese schuren; ik zeg wel zogenaamde, want alleen de uiterlijke vorm er van is te herleiden tot