ten overstaan van de auteur, de regisseur en de spelers. Als ik er echter aan denk dat toneel niet mogelijk is zonder publiek, zelfs in de eerste plaats zin krijgt juist omdat er een publiek is, voel ik mij toch iets meer zelfzeker om hier een standpunt te laten gelden dat het midden houdt tussen een persoonlijk standpunt en enkele meer algemene indrukken die ik tijdens de poos kon op vangen.
In de eerste plaats verzet ik mij tegen een gemakkelijke, al te goedkope kritiek, die De Kassier wil zien als een soort imitatie van De Dood van een Handelsreiziger, omdat het gaat over de ondergang van een zeer gewoon mens en omdat er flash-back's in de voorstellingstechniek gebruikt worden. Flash-back's worden nu onder invloed van de filmtechniek als een zeer gewoon uitdrukkingsmiddel overal gebruikt, zonder dat men het recht heeft ze aan bepaalde invloeden toe te schrijven. Ten andere, er komt in De Kassier maar één flash-back voor.
De dramatische struktuur en het vlot dialogeren stelden de toeschouwer in staat het stuk intens mee te leven, zonder zich van enige zwakkere of nutteloze spelmomenten bewust te worden. De toestanden, die in De Kassier behandeld worden, zijn niet onmogelijk maar de voorstellingswijze van het hoofdkarakter Lammers gebeurt te veel volgens een zwart-wit techniek, daar al de medespelers de kassier even perfied of onmenselijk behandelen. Vandaar dat sommige rollen, zoals die van de boemelstudent Hugo, aanleiding gaven tot een soort mimische surcharge ofschoon dergelijke rollen er kunnen bij winnen door juist op een tegenovergestelde manier geïnterpreteerd te worden, met een zekere réserve vanwege de speler, een soort ‘understatement’ van de reakties.
Met inachtneming van het feit dat de echtgenote, Suze Lammers, haar leeftijd niet geloofwaardig wist te maken en al te rap ontnuchterde bij haar eerste optreden, tevens met inachtneming van een zekere surcharge in de Hugorol, was het samenspel uitstekend. In alle geval bewees deze opvoering de wenselijkheid van nieuwe eksperimenten in deze richting.
Het was een goede vondst vóór het opgaan van het doek de inleiding van het gelijknamig luisterspel te laten voorlezen, terwijl Lammers verstrooid verscheen, zogezegd op weg naar zijn werk. Dit eigenaardig proloog slaagde er wonderwel in om zo te zeggen het geval Lammers aan de realiteit te ontrukken en als een theatraal geval te situeren. Ook de lichteffekten waren berekend op psychologische isolering van bepaalde detailscenes. Het aktieritme van de vertolking was vlot. De regie van Guido Cafmeyer was des te merkwaardiger daar de vlotheid helemaal niet leed onder het samenspel op dubbel en soms op driedubbel plan.
In het verder verloop van het debat, dat eerst moeilijk vlotte maar stilaan tot een spiritueel vuurwerk evolueerde werd o.m. nog het volgende verklaard:
De heer Hector Deylgat: Ik houd er aan, om alle verwarring te voorkomen, te verklaren dat het eksperiment van deze vertolking er
Guido Cafmeyer
niet in bestond de beste liefhebbers-spelers bijeen te brengen. Er diende vooral in deze keuze rekening gehouden te worden met repetitie- en verplaatsingsmogelijkheden.
Verder stelde de h. Storme, om het debat weer op dreef te krijgen, de voor de auteur zeker netelige vraag.
- Is U, mijnheer Poppe, als auteur tevreden over de voorstelling, of beter, hebt gij U de vertolking van Uw stuk zo voorgesteld, als gij het hier vanavond gezien hebt?
De heer A. Poppe, na enkele ogenblikken nadenken: Ja! Ja! Het kategorieke ‘ja’ werd door het publiek beaamd door een even beslist applaus - zeker niet de minste waardering voor de spelers en de regie.
Verder verklaarde de heer A. Poppe dat voor een auteur het werk af is, als het geschreven is!
Vervolgens werd gediscussieërd over de vraag of het stuk niet te pessimistisch was van inhoud. Lammers was zo typisch de mens van goede wil, die door iedereen bedrogen wordt en uitgebuit.
De heer Fieuw verdedigde het standpunt dat men wel een oordeel mocht vellen over de inhoud van een stuk maar ook de vrijheid van de schrijver eerbiedigen moet als de enige verantwoordelijke voor de inhoud en de levensopvatting, die hij in zijn stuk wilde mededelen.
De heer Marcel Sercu, voorzitter A.W.T., stelde de vraag of het vierde bedrijf er wel nodig was.
De heer A. Poppe wees terecht op de ondertitel van zijn stuk: ‘Beelden uit het leven van een doodgewoon mens’. Het was onmogelijk een stuk af te breken op een ogenblik dat men nieuwsgierig was naar de verdere gevolgen van de feiten, uit de eerste drie bedrijven gekend.
De heer R. Fieuw stelde dan de vraag of men op grond van deze redenering ook niet de wenselijkheid van een vijfde bedrijf in overweging moest nemen want er ontbrak aan het stuk wat de Grieken ‘katharsis’ noemen, de ‘zuivering’ als gevolg van het nieuwe inzicht van de hoofdfiguur.
In vrede en in een gemeenschappelijke vreugde om een zeer geslaagd toneeleksperiment kon de heer Jozef Storme als moderator een punt zetten achter dit eerste publieke toneeldebat, dat in de provincie werd gehouden.
b.r.