lang om te vermelden. Hij schreef o.m. 2 symphonische gedichten (Elckerlyck en De Scheldestroom), twee missen en een dertigtal liederen, muziek bij talrijke grote toneelstukken op tekst van C. Verschaeve (oratorio Sint Ursula, Pater J. Boon (oratorio Franciscus Xaverius), Willem Putman (oratorio De Sporenzege), Dr L. Elaut (cantate Het Kerstwonder), Jozef Storme (Heilig Hartspel van Wervik). Onder deze werken beleefde het oratorio De Sporenzege drie uitvoeringen, terwijl van het H. Hartspel te Wervik twee opvoeringen plaats grepen. Deze toondichter schreef eveneens de muziek bij het toneelwerk De kleine Wever Johannes van Yvonne Wagemans, dat reeds meer dan honderd maal werd opgevoerd.
Broeder Ildefons is insgelijks drager van de compositieprijs ‘Provincie West-Vlaanderen’, en behoort zonder twijfel tot de allerbesten uit het West-Vlaams muziekleven te worden gerangschikt.
Prosper Van Eechaute (Gent, 2 juli 1904) is een voorname figuur in onze hedendaagse Vlaamse muziek. Alhoewel geboortig van Gent speelt hij geruime tijd een hoofdrol in het West-Vlaams muziekleven. Na in 1933 de grote Prijs van Rome voor muzikale compositie verworven te hebben, werd hij in 1938 bestuurder van het Conservatorium te Kortrijk, waar hij sindsdien een grote activiteit aan de dag legt.
Hij is de componist van menige hoogstaande compositie, waaronder de Sonate voor Alto en klavier die in 1930 reeds bekroond werd met de compositieprijs E. Matthieu, en zijn Strijkkwartet nr 1, dat door de Kon. Vlaamse Academie in 1936 met een mooie uitgave werd bedacht.
Verder verwijzen wij speciaal naar het
Strijkkwartet nr 2 dat in 1951 te Luik de eerste prijs verwierf als het beste Belgische werk in een internationale wedstrijd voor kamermuziek. Zijn compositorische bagage omvat verder nog orkestwerken, cantaten, toneelmuziek, liederen, een
Louis de Meester
vijfstemmige mis en klavierstukken.
In het jaar 1952 gaf men hem opdracht een omvangrijke orkestpartituur voor het prachtige Guldensporenspel te Kortrijk te ontwerpen en uit te werken. Sedert 1941 is hij eveneens de gevierde leraar in de Fuga aan het Kon. Muziekconservatorium te Gent.
Louis De Meester (Roeselare, 28 oktober 1904) behoort wellicht tot de meest vooruitstrevende onder de jongeren uit West-Vlaanderen. Op zeer jeugdige leeftijd was zijn compositorische begaafdheid door zelfstudie reeds tot een merkwaardige rijpheid ontwikkeld. Na geruime tijd in het buitenland vertoefd te hebben komt hij in 1938 weer in ons land, neemt contact met Jean Absil, waar enkele maanden van hard werken met deze eminente leraar volstaan om zich uit alle schoolse banden te bevrijden. De lijst van zijn werken omvat een Sonate voor klavier (1946), Nocturnes (1947) en Kleine Suite (1953). Voor kamermuziek de Moedercantate (1940), Sonatine voor cello en klavier (1945), Divertimento voor blazerskwartet (1946), 3 strijkkwartetten, enz... Als orkestwerken zijn te vermelden: het zeer bekende en reeds veel uitgevoerde Magreb voor alto en orkest (1946), Cappriccio (1948), Betje Trompet (1950) e.a. Hij is thans als modulator verbonden aan de muziekdiensten van het N.I.R.
Michiel Decroos (Bovekerke bij Diksmuide, 19 november 1906) heeft klavier en orgel gestudeerd en later na het voltooien van zijn onderwijzersstudie harmonie en contrapunt met Lionel Blomme uit Ieper. Na afloop van zijn studies werd hij in 1933 benoemd tot koster-organist te Torhout waar hij tegelijkertijd leraar werd voor orgel aan de Normaalschool.
Michiel Decroos
Foto A. Van Belleghem
Zijn composities bestaan uit 10 klaviersonaten, een symphonie, vijftig kunstliederen op teksten van Karel Van de Woestijne, Albrecht Rodenbach, K. Ledeganck, A. Westerlinck, e.a., een tweestemmige mis, een operette Zingende Lente, geestelijke composities en allerlei klavierstukken.
Hij was eveneens geruime tijd dienstdoende koster te Alveringem, waar hij in aanraking kwam met Cyriel Verschaeve. Dit werd voor hem, zoals hij trouwens zelf zegt, de grootste gebeurtenis in zijn leven, want deze grote Priester en Vlaming leerde hem de volle weg naar de kunst kennen.
Lucien Van Branteghem (Oostende, 8 januari 1910) is wellicht niet in hoofdzaak de componist van orkestrale werken, maar heeft zich integendeel sedert geruime tijd alleen gewijd aan het componeren van kunstliederen.
Zijn eersteling op dit gebied Deemstering op tekst van Alice Nahon, werd na inzage door de Jury van de ‘Vereniging ter bevordering van de Nederlandse zang’ aanvaard om uitgegeven te worden. Al de tot op heden verschenen liederen - en er zijn er reeds meer dan 30 -, zijn op tekst van onze vooraanstaande Vlaamse dichters