IN 1951 VROEG ME ‘DE MERIDIAAN’ EVENEENS TE WILLEN SPREKEN OVER EIGEN WERK. IK HEB toen het volgende geantwoord: ‘Een schilder moet schilderen en niet praten over zijn werk. Het werk geeft een beeld van de schilder. Het gehalte van het werk zal afhangen van het gehalte van de maker. Daarover beslist niet hij, maar de natuur. Het is een kwestie van formaat. Om mij te uiten hou ik mij zoveel mogelijk bij de schilderkunst in se d.w.z. een tweedimensionale afsluiting van de ruimte door middel van vorm en kleur. Schilderkunst is uiteraard tweedimensionaal. Kleur en vorm hebben ieder in zich een expressieve kracht. Schilderkunst moet een harmonisch geheel vormen van mens en plastiek.’
Een schilder moet schilderen en niet praten over zijn werk. Zijn middel is vorm en kleur, niet het woord; zijn taak is schilderen. Spreken over eigen werk is wellicht, zo het op zichzelf niet enigszins pedant lijkt, toch zeker de zwaarste opdracht die men een plastisch kunstenaar kan geven. Wellicht zelfs een onmogelijke.
Het werk geeft een beeld van de maker, of zoals André Malraux het kernachtig zegt: La peinture est la vérité du peintre. Die waarheid wordt niet altijd verlangd. Meestal wordt van de kunstenaar verlangd iets te geven dat de aanschouwer wenst. Zeldzamer zijn zij die bij de aanschouwing naar de maker gaan en hem leren kennen. De schilder geeft zichzelf en kan ook niets méér geven. Dat hij een eigen taal spreekt, dat zijn werk niet onmiddellijk tot iedereen spreekt, Goddank, want van algemeenheden is de wereld verzadigd. En hier is dan misschien het enige terrein om de kunstenaar langs een omweg te benaderen, en wel wanneer hij zijn subjectieve visie op die wereld, die schilderkunst heet, onder woorden brengt.
Het gehalte van het werk zal afhangen van het gehalte van de maker. Daarover beslist niet hij, maar de natuur. Het is een kwestie van formaat. Ik geloof dat dit voldoende duidelijk is. De schilder geeft wal hij kan, en wanneer hij eerlijk blijft, kan van hem niets méér gevergd worden. Zijn gehalte bepaalt hij ongelukkig niet zelf. De eerlijkheid van het werk en meteen het besef dat alle mogelijke inspanning gedaan werd, zal voor de maker steeds de grootste vreugde zijn.
Wat mijn subjectieve visie betreft, ik vertrek van een bepaling welke men bezwaarlijk subjectief zou kunnen noemen en wel van de filosofische bepaling van de schilderkunst; die zegt: De schilderkunst is een middel om zich te uiten, op een tweedimensionale afsluiting van de ruimte, door middel van vorm en kleur. Kunst is die ingeboren drang van de mens om aan zijn innerlijk gevoelsleven uiting te geven. Het was niet de drang om de wereld rond zich aan anderen mede te delen, die de mens tot zingen, dansen of beeldhouwen bracht. Daar was geen uiting voor nodig; die dingen zagen zijn medemensen zo goed als hij. Het ging hier om datgene dat binnen hemzelf omging en dat anderen niet als een tastbaar iets konden aanschouwen.
Een uiting is niet een afbeelding. In de filosofische bepaling van de schilderkunst is er geen sprake van afbeelding wel van uiting. Mag ik de nadruk leggen op het verschil tussen het beelden en het afbeelden? De mogelijkheid welke de schilder daarvoor tot zijn beschikking krijgt is een tweedimensionale afsluiting van de ruimte wat we ook het veld kunnen noemen; dus een plat vlak waarvan de hoogte en de breedte beperkt zijn. Het spatiale dat een doek bevat, leeft desondanks op een plat vlak. Het komt er niet op aan, dit vlak door middel van een schijn-optiek uiteen te rukken, maar wel om het door een spatiaal ordenen ineen te snoeren.
Het middel welke daarvoor ten dienste staat is: vorm en kleur. Vorm is hier gebruikt in de algemene betekenis van het woord. De filosofische bepaling van de schilderkunst spreekt niet van een afbeelding van een vorm die in de natuur bestaat. Geometrische vormen zijn ook vormen; en de meest onbepaalbare vorm is ook een vorm. En het laatste, en zeker niet het minst belangrijke, middel dat de schilder ter beschikking staat... de kleur. De kleur heeft, evenals de vorm, haar eigen expressieve kracht, haar eigen leven en kwaliteiten. Zoals een kreet, alleen bij het horen, zijn expressieve kracht heeft, hetzij van vreugde, pijn of angst; zo ook heeft de kleur, zonder verdere omschrijving, haar eigen betekenis. Kleur zonder belevenis, behoudt alleen haar decoratieve betekenis.
Met deze middelen geeft de schilder zichzelf. Ik meen dat die middelen rijk zijn. Zelfs wanneer die middelen te beperkt zouden zijn, zal een mens die iets heeft mede te delen, toch altijd het middel vinden het te zeggen. Dit is ook wat Picasso bedoelt, wanneer hij zegt: ‘Wanneer ik geen rood heb, schilder ik met blauw.’
Niet immer wordt de schilderkunst zo gezien. Te veel overwoekert het onkruid de plant; het onkruid d.i. het af-beelden van het verhaal, de anecdote, de fotografische dieptewerking, en zo meer. Zovele, op drijfzand gebouwde vooroordelen, beletten de belangstellende het essentiële te benaderen. Genieten van schilderkunst is iets dat men heeft of niet heeft; iets dat maar moeilijk kan bijgebracht worden.
Misschien zou ik er nog kunnen aan toevoegen, dat schilderkunst het volgende is: het gebeuren waarin, de dode verf kleur wordt, de lijn sensibiliteit, de materie substantie.
Luc Peire.