‘Art d'église’ over kerkenbouw
DE EERSTE VRAAG BLIJFT ALTIJD: WAT IS EEN KERK? DE TEKSTEN VAN DE KERKWIJDING geven ons het antwoord. De kerk is niet alleen een verzamelplaats voor de gelovigen, noch een kader voor de liturgie, maar in de eerste plaats en hoofdzakelijk een object van de eredienst. Het afscheiden van een stuk grond en het toewijden van deze plaats aan God, is een religieuze daad, juist zoals het vieren van de dag des Heren. Door de wijding wordt de kerk Gods huis. In de orde van de ruimte is dit precies hetzelfde als in de orde van de tijd een dag van de andere te onderscheiden en hem aan God toe te wijden.
Als liturgisch object is de kerk een uitwendig door de H. Kerk ingesteld teken, waardoor de godsdienst uitgedrukt en geopenbaard wordt. Het uitgangspunt is dus een materieel ding - een huis - dat zijn bestaansreden heeft. Het wezenlijke van een huis is: bescherming, schuilplaats zijn. Vanaf het ogenblik dat dit huis in de orde van het teken opgenomen wordt, door de wijding, is zijn wezenlijke bestaansreden alleen nog: betekenen.
Wanneer een kerk gebouwd wordt, gaat men te werk als voor om het even welk ander huis. Het enige onderscheid ligt in het architectonische procédé, waardoor het huis wordt uitgewerkt, dat tot de uiterste mogelijke volmaaktheid moet doorgedreven worden, opdat de betekenis op een geschikte, overeenkomstige basis zou kunnen geënt worden.
Wat is die adekwate basis? Het architectonisch procédé - architecturale toepassing van het algemeen procédé van de kunst - bestaat in het bijvoegen aan de materiële functie van een voorwerp van de uitdrukking van deze functie. Dit wordt bereikt door een behandeling van de vormen, die gebaseerd is op een spel van verhoudingen en afmetingen, die zich, als dusdanig, niet meer uitsluitend richten tot het oog (domein van de esthetica), maar tot de geest (domein van de eigenlijke kunst). Op het ogenblik dat de vormen een taal gaan spreken die voor de geest verstaanbaar is, kan het aldus behandelde object door de geest gebruikt worden, bijvoorbeeld om te dienen als teken.
Wanneer wij de kerk beschouwen als een gebouw dat in wezen niet functioneel is en dat bovendien een sacraal karakter krijgt, dan is het duidelijk dat de architectuur van dit gebouw zo volmaakt mogelijk moet zijn. Die volmaaktheid wordt essentieel bereikt door de volmaaktheid van de architectonische behandeling van de vormen. Of met andere woorden: het moet een huis worden dat zo volmaakt mogelijk huis is. Uitgaande van deze objectieve gegevens kan het talent van de architect scheppend en origineel werk verrichten. Dit talent - persoonlijk en vrij element - is nochtans niet de eerste en onontbeerlijke waarde van een architecturaal werk.
art d'église.
St Andries-Abdij, St Andries bij Brugge.
IK HEB IN KULTUURLEVEN (JUNI 1954) REEDS GEREAGEERD OP HET HIER INGENOMËN STANDPUNT, als zou de kerk in de eerste plaats een ‘liturgisch object’ zijn. Naar mijn mening is de kerk, indien het ene echte kerk is, reeds sacraal alvorens zij gewijd wordt. De echte kerkbouwer moet een godsdienstige atmosfeer scheppen in de kerkruimte. De consecratie van de kerk kan daar immers niets aan veranderen. Indien de kerk als kerk mislukt is, is daar geen verder heilmiddel tegen. Het sacrale bestaat dan ook niet in de hoogste vormexpressie, alhoewel deze voor een sacrale kerk natuurlijk verondersteld is. Het sacrale moet uitgaan van de godsdienstige ziel van de kunstenaar. Pater Couturier zegt hierover: ‘Un édifice vraiment sacré n'est pas un édifice profane, rendu sacré par un rite consécratoire... Un édifice sacré l'est déjà, et substantiellement, par la qualité même de ses formes... Ce passage du profane au sacré dans les formes mêmes s'y accomplit concrètement par des variations infinies et informulables qui n'en sont pas moins sensibles et parfaitement sensibles à l'âme... elles ne sont déjà plus le fait de calculs d'ingénieurs ou de l'exacte logique: elles viennent de l'âme elle-même’. (Art Sacré, 1953, nrs 11-12)
Waar gezegd wordt: ‘L'expression relève d'un traitement des formes basé sur un jeu de rapports et de proportions, qui comme tels s'adressent non plus seulement à l'oeil (domaine de l'esthétique) mais à l'esprit (domaine de l'art proprement dit)’ ontmoeten wij nog eens hetzelfde standpunt als in de vorige bijdrage, t.t.z. de rationalisering van de kunst. Dit brengt dan schrijver zover dat de esthetiek - ik veronderstel dat het kunstschone bedoeld is - alleen door het oog wordt opgevangen!
Schrijver neemt toch aan dat van uit het zuiver rationele de architect scheppend en origineel werk kan verrichten. Doch dit is niet de eerste en onmisbare voorwaarde in de architectuur. Aldus neemt hij terug wat hij eerst gegeven heeft en verbrokkelt hij het echte scheppingswerk van de rasechte kunstenaar.
P. Janssens, O.P.