van de stad hadden zich willen ontrekken aan de kruistocht naar Tunis welke Lodewijk IX wilde ondernemen. Vandaar de gespannen toestand die de familie noopte zich opnieuw voor 5 jaren terug te trekken te Dowaai.
Als menestreel volgt hij in 1283 Robert II, graaf van Artois, naar Italië. Hij treedt nadien met dezelfde functie in dienst van Karel van Anjou, koning van Sicilië, en sterft te Napels in 1286.
Adam de la Halle was een begaafde dichter musicus, onvermengd Frans van aard. Zijn omvangrijk werk is gedeeltelijk bewaard gebleven in verschillende handschriften van Parijs, Arras, Kamerijk en andere bibliotheken. Het bevat 36 Chansons of liederen met vaak zinspelingen op toestanden uit eigen leven; 18 Jeux-partis of wedstrijdliederen waarin twee personen in dialoogvorm meestal handelen over liefdezaken; 16 driestemmige Rondeaux; 5 duetstemmige motetten; Le Jeu de la Feuillée en het zeer gekende Le Jeu de Robin et Marion, een scenische verwerking van pastoraal-liederen.
De teksten zijn dikwijls soepel en beeldrijk, hebben vaak een niet geringe litteraire waarde. De melodieën, vooral uit Le Jeu de Robin et Marion, zijn vloeiend en zangerig, vol natuurlijke gratie en frisheid, zodat zij aandoen als zuivere volksthema's; andere integendeel (van sommige chansons en jeux-partis) zijn meer strak en stroef, meer gemaniëreerd.
*
Guillaume Dufay werd waarschijnlijk geboren in het Kamerijkse rond het jaar 1400. De langdurige en schitterende loopbaan van deze geniale meester begon reeds zeer vroeg, nl. toen hij als knaap zijn intrede deed in de kathedraalschool van Kamerijk, een der meest vermaarde uit deze tijd.
Vlug verwerft de componist een grote faam. Hij is o.m. als zanger verbonden aan de pauselijke kapel en aan het hof van Savoje; hij wordt begiftigd met verschillende prebenden waaronder een canonicaat bij het kapittel te Kamerijk (1436). Het verplicht hem niet voortdurend in de stad te verblijven, doch stelt hem integendeel financieel in de mogelijkheid talrijke en uitgebreide
Guillaume Dufay en Gilles Binchois, uit Martin le Franc's Champion des Dames.
reizen te ondernemen. Eerst later zal hij zich definitief te Kamerijk vestigen, waar zijn overlijden gemeld wordt op 27 november 1474.
De compositorische arbeid van Dufay strekt zich uit over een zeer lange tijdruimte. De componist is daarbij zo ontvankelijk dat hij alle stromingen in zich weet op te nemen en te verwerken, en zelfs een niet gering aandeel heeft in de muzikale ontwikkeling. Reeds tijdens zijn leven wordt Dufay algemeen erkend als een superieur kunstenaar, als een prins van de muziek, luna totus musicae, zoals Loyset Compère hem betitelt.
Dufay is een meester in alle takken van de compositie. Naast zijn talrijke gelegenheidswerken (voor officiële plechtigheden, historische gebeurtenissen, vorstelijke huwelijken) kent men van Dufay meerdere missen, motetten en profane chansons.
Heeft Dufay bij de aanvang van zijn loopbaan nog meestal afzonderlijke misfragmenten gecomponeerd, dan heeft hij toch ook op rijpere leeftijd het misordinarium minstens vijf maal volledig verwerkt. Hij behoort trouwens tot de eersten die de delen van het gewone der mis als één geheel beschouwden. Als bindmiddel gebruikt hij daartoe het kopmotief (een kenthema dat bij de aanvang van ieder deel prijkt als herkenningsmotief) en de cantus-firmus (een voorafbestaande melodie welke over heel de mis verwerkt wordt, meestal in de tenor). Voorbeelden hiervan zijn de missen Se la face ay pale en Ave Regina coetorum. Groots van opvatting vormen zij de uitdrukking van 's meesters priesterlijke overtuiging, en verklanken zij nu eens zijn bevestiging en verheerlijking van het dogma, dan meer zijn nederig en innig gebed.
De profane werken, rondeaux, balladen en virelais zijn gebonden aan de litteraire vorm. Tussen deze korte stukjes bevinden zich echte juweeltjes, licht en pittig, en toch delicaat en voornaam.
De kunst van Dufay ondergaat een geleidelijke evolutie. Zijn vroegste werken staan nog onder invloed der Ars nova die met de isorhythmie en de talrijke vormproblemen vooral de technische zijde der compositie beroert. Zijn latere werken vertonen reeds een poging, zij het nog tamelijk schuchter, tot gevoelsuitdrukking. De schrijfwijze wordt eenvoudiger, de melodie vloeiender en breder, meer de verklanking van de inhoud en de innerlijke beleving. Gegroeid uit de onvervalste Middeleeuwen, wijst Dufay de weg naar de komende Renaissance die, meer individueel, het persoonlijk gevoel op de voorgrond zal brengen.
*
Uit een muzikale familie te SaintOmer geboren in 1563 ontving Jean Titelouze een uitgebreide humanistische en theologische opvoeding. Ook zijn muzikale studies werden zeker niet verwaarloosd. Op 22-jarige leeftijd werd hij reeds aangesteld als organist aan de St Janskerk te Rouen.
Toen dezelfde post aan de kathedraal vacant kwam, stelde Titelouze zich candidaat en werd er om zijn uitnemend improvisatie-talent verkozen boven twee mededingers (12 april 1588).