these over de invloed van tijd, ras en
A. Watteau (1684-1721), Gilles.
milieu op de kunstenaar.
De Franse taal is zeer rijk aan woorden om, naast toegevingen over de onloochenbare beïnvloeding door Rubens, te berichten, over een eigen Frans palet, dat gevormd onder de Franse hemel, het ce je ne sais quoi bezit, waardoor het licht, spiritueel, galant kortom onvlaams en Frans wordt.
De onderwerpen behandeld door Watteau, zijn grosso-modo wel deze door de hoge burgerij gewenst, van het verspeelde en verziekte Frankrijk onder de oude Lodewijk XIV. Hij gaf uitdrukking aan het speelse, langoureuse en verveling-ontvluchtende theaterkijken en nadoen uit de Rococotijd.
Watteau schilderde inderdaad, verfijnd, luchtig, vlokkig met transparante pastelkleuren, maar hij is nooit zoals Boucher de Fransman pur-sang geweest, die genoegen nam aan zijn tijd, en een exponent is geweest van die poudre-de-riz levensstijl, waar verklede dames en heren hun tijd programmatisch verschommelden.
Bij Watteau heerste de droom, een verlangen pijnigde hemzelf en ook zijn mensen, er werd (om aanvaard te worden in de Academie de Peinture) ...een ontscheping voorbereid naar het droomeiland Cythera.
Hij tekende zeer veel naar het leven en in wat hij tekende trachtte hij zacht met één, met twee, met drie potloden, lijn en modelé te geven. Om er te komen, is hij ook te Parijs bij een schilderijenfabrikant zijn brood gaan verdienen. Hij heeft er meegeholpen aan stukwerk, waar de ene gezel met het blauw aan de kwast, deze rekewijs uitstreek over al de luchtpartijen van een reeks af te werken schilderijen, om dan aan een andere gezel de beurt te geven, en in serie al de kopjes in de gereedgehouden verf te zetten. Watteau was zó een flink atelierwerker, dat hij goed bevonden werd (zoals sommige meiden) voor alle werk. Hij was er een être prèt à tout.
De werkelijkheid was hem niet te min, maar het waren de schone vormelijkheid, de fijne nuancen, de atmosferische samenhang die hem bekoorden, zoals het bij de Nederlandse interieurschilders het geval was. Hij was niet een chroniqueur, maar uit de gegevens van zijn tijd filtreerde hij het zeer persoonlijke gevoel van de schuchtere en scherp toekijkende Zuid-Nederlander die te Parijs, weliswaar arriveerde, maar er veel klatergoud zag ten toon spreiden. In zijn heimwee naar het blijvende geluk, schilderde hij dit verlangen uit in bosschages, vrije natuur, waarin popperig geklede mensjes voorwenden te lieven en geliefd te worden, maar vooral in zijn grootse Gilles die ons schijnt toe te fluisteren Bonjour Tristesse.
HILAIRE GELLYNCK