André de Ridder noteerde onlangs zeer terecht, dat Leon Spilliaert in een land van schilders geen schilder was, in de ware zin van het woord. Wat betekent deze uitlating? Dat Spilliaert, op enkele zeer luttele olieverfschilderijen na, slechts gebruik maakte van waterverf, gouache, pastel en Oost-Indische inkt.
Sommigen hebben dan ook in Spilliaert's oeuvre een bewuste invloed willen zien van de Japanse prentkunst. Is dat niet een te gemakkelijke verklaring? Of spruit zij voort uit het materiaal, waarvan deze schilder bij voorkeur gebruik maakte, en dat inderdaad voor een groot deel ontleend scheen aan het atelier van de Aziatische prentenmakers?
Wat er ook van zij, het soepele penseel, het ruige papier, de onvervalste, eerlijke, matte tonen van waterverf of gouache pasten wonderwel om zijn verfijnde en vergeestelijkte droomwereld uit te beelden, en in de aanwending dezer karige middelen is Spilliaert een meester gebleken.
Van den beginne af (1900) tekende Spilliaert zich af als een volstrekt onafhankelijk kunstenaar, door geen enkele school beïnvloed.
Het is de tijd van de dikbuikige stopflessen uit de winkel van zijn vader, de loodkleurige marines, de sombere zelfportretten, alles in een gamma van donker-grijze tinten gehouden. Maar reeds constateert men in deze eerste werken een verbazende originaliteit van visie.
Terwijl de meeste zijner tijdgenoten nog volop het impressionisme beoefenen - of er in verstrikt zitten - voelt men bij
Leon Spilliaert: Zelfportret (1908). Museum van Schone Kunsten, Oostende. - Foto Antony, Oostende.
Leon Spilliaert: De baadster (1910).
Spilliaert reeds de drang naar iets nieuws, een neiging om het zichtbare, dat wij door gewoonte niet meer zien, opnieuw te ontdekken. Hij drukte zich reeds
surrealistisch uit op een tijdstip dat het surrealisme nog niet tot systeem geworden was; en jaren vóór de doorbraak van het expressionisme speurt men in zijn werk de boodschap van de nieuwe beweging.
Velen betitelen Spilliaert als ‘de schilder van de bomen’. Het is waar dat hij dit onderwerp vaak behandeld heeft. Doch als men het ganse oeuvre overschouwt, dan staat men gewoonweg verbaasd over de buitengewone diversiteit, de onuitputtelijke verbeeldingskracht, de onverzadigbare scheppingsdrang van deze kunstenaar. Het lijkt wel een kaleidoscoop die voor ons oog wordt ontrold, onze geest scherpt en terzelfder tijd ons hart doet jubelen. Het zijn meestal doodgewone onderwerpen die wij anders achteloos voorbijgaan. De dichter die Spilliaert heet leert ons echter weer kijken, kijken en dromen en gelukkig zijn: poëzie van het dagelijks leven.
Spilliaert heeft om zo te zeggen geen evolutie gekend. Hij heeft nooit van een beweging deel uitgemaakt, alhoewel hij sympathiseerde met de vooruitstrevende kunst van zijn tijd en de pompiers niet kon luchten. Hij scheen buiten de traditionele schilderkunst te leven en gehoorzaamde slechts aan de exclusieve wetten van zijn eigen wezen.
Het is deze apartheid die van hem een van de belangwekkendste Vlaamse kunstenaars heeft gemaakt.
FRANK EDEBAU