West-Vlaanderen. Jaargang 4(1955)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 96] [p. 96] Oostende Bij het graf van James Ensor Onder dit vroede metselwerk van baksteen en grauw cement rust gij dus nu. De plaats is mij bekend: de oude doden en de kerk, een grijze toren tussen duin en dorp verloren - ik dwaalde hier omtrent, een knaap nog en een eenzaam kind; het was er koel en stil, ik hoor de ruitjes in het lege koor nog sidderen in de wind. 't Is jaren her. Maar wat het was is het niet meer: het wilde gras, 't vermolmde hout, de scheve zerken, 't werd alles opgeruimd... Ik wed dat deze paden, deze groene perken zorgzaam gemaaid, en dan dit stijve bed Meester, U niet bevallen. Het rusten moet U moeilijk vallen onder geboomt dat, als gedrild, staat op een rij. Gij hadt dit schoon verblijf voorzeker minder deftig, minder stijf, wat schilderachtiger gewild. 'k Zie U, mij dunkt, bij nacht, als luid de zeewind om de toren fluit, slapeloos opstaan uit uw stenen bed en dolen gaan, een huiverend skelet door stuivend zand, waar een verlichte ruit in 't vaal gehucht U noodt... Maar naast het gloeiend kachelrood vindt gij geen heul, want gij ontwaart aan elke haard maskers en geen mensen. En 'k vermoed dal heimelijk gij monklen moet telkens een holle hoge hoed uw lof komt tuiten. Eens liet het burgerdom U buiten, maar nu gij, Meester, niet meer schimpen zult, delgen wij onze schuld met een gemetseld monument van baksteen en cement. FERDINAND VERCNOCKE O.L. Vrouw ter Duinen te Marialerke. (Ets van James Ensor, 1887). Vorige Volgende