Het carton of modelblad
Er moet een totale verstandhouding heersen tussen de kunstenaar die het carton tekent en de tapijtwever. De kunstenaar moet er goed van overtuigd zijn dat hij in feite niet moet ‘schilderen’, dat hij eigenlijk geen water- of olieverf moet hanteren. Het is gekleurde wol die thans gebruikt moet worden, en het is in functie van deze materie alsook van de effecten die het licht zal werpen op de korrel van het weefsel, dat de cartontekenaar moet werken. Hij mag niet vergeten dat bepaalde schakeringen veranderen (zonder hun waarde te verliezen) en rekening houdend met dit spel op het geweven stuk, moet hij de verhoudingen of contrasten tussen de verschillende kleuren uitwerken.
Daarop moet beslist worden op welke dichtheid er zal geweven worden: 3, 4, 5, 6 of 8 draden per cm. Een fijne techniek, dus met veel draden per cm, zal toelaten een gevulde en sterk gedetailleerde tekening in het weefsel uit te voeren. Hoe grover daarentegen de techniek is, hoe zuiverder en gestyleerder de tekening moet zijn, want hier zal het resultaat eerder moeten bekomen worden door massa en vlak, dan wel door lijnen. Ook moet er op dit ogenblik uitgemaakt worden of het werk zal uitgevoerd worden in naast elkaar geplaatste kleuren, in kruisstrepen en schaduwen, of eenvoudig in trapsgewijze overgangen. De kunstenaar moer er ook op bedacht zijn dat horizontaal weven groter moeilijkheden meebrengt dan verticaal weven. Het is niet nodig dat de tekenaar de kruisstrepen aanduidt; hij kan dat beter aan de uitvoerder overlaten. Het tapijt wordt omgekeerd geweven - men ziet dus op het getouw de volledige omkering van het modelblad. Hierom moet op het modelblad ook de ommezijde van de tekening staan. De artist moet dus, als zijn ontwerp af is, nog eens opnieuw en omgekeerd, beginnen. Hij zal ook dikwijls tijdens de uitvoering moeten aanwezig zijn, om raad te geven, de keuze van de kleurenschakeringen te controleren, en uit te kijken naar de verschillende soorten grondstof: wol, vlas, zijde, enz.
Wij geven steeds de voorkeur aan volgende werkwijze: vóór de volledige afwerking van het carton wordt een linnenstuk geweven dat hetzelfde aantal kettingdraden bevat als het stuk dat voor het eigenlijke tapijtwerk zal gebruikt worden. Zo kan de kunstenaar zich beter rekenschap geven van de mogelijkheden bij de uitvoering, en zal zijn werk tevens binnen de grenzen blijven van de mogelijkheden die de wever ter beschikking heeft.
Lurçat en zijn school verkiezen de verschillende stroken en vlakken op het carton te nummeren, waarbij elk nummer overeenstemt met een bepaalde tint (over het algemeen niet meer dan 32). Hoewel die methode op het eerste gezicht wel voordelen schijnt te bieden, toch brengt zij een zekere verveling, een bepaald mechanisme mee tijdens de uitvoering.