[West-Vlaanderen 1955, Nummer 2]
Editoriaal
ZO de Vlaming kan terugblikken op een waarlijk groots verleden, dan heeft de textiel daar in niet geringe mate toe bijgedragen.
Het vlas en de wol, deze twee edele vezels, hebben destijds onze faam tot ver in den vreemde gevestigd. Talloze schepen voeren uit met onze vermaarde linnendamast en ons laken. Vlaanderen is er om zo te zeggen mee grootgebracht. Onze kathedralen zijn er mee gebouwd, onze hallen en vele van onze patriciërshuizen. Talloze kunstwerken zijn erdoor ontstaan. Kortom, door de eeuwen heen is de textiel een der grote levensaders van Vlaanderen geweest en tot op heden ook gebleven.
Toch staat het vast dat door het verschijnen der synthetische vezels en plastische stoffen, door de rationalisatie en vereenvoudiging in levenswijze, kledij en woninginrichting, de aanwending der textielproducten een gevoelige wijziging heeft ondergaan... en dit zeker niet ten goede! Door aanwending namelijk van o.a. plastische stoffen als meubelbekleding in vervanging der meubelstoffen, als vloerbekleding in vervanging van tapijten, door aanwending ook van synthetische vezels in de kledij als vervanging van de wol en vooral van het linnen, dat, zoniet ten dode opgeschreven, dan toch reeds herleid is tot een duur luxe-artikel dat in steeds mindere mate wordt aangetroffen bij de reeks onzer dagelijkse gebruiksartikelen. In zijn huidige productievorm is het niet meer van onze tijd. Wat waar geworden is voor het vlas, kan ook wel eens waar worden voor onze andere textielartikelen.
Dit gevaar stelt ons voor een probleem, dat, hoe oud het ook al is, zich scherper stelt naar gelang de sociale en de efficiente inrichting van het dagelijks leven zich verder uitbreiden, namelijk: de aanpassing van een vorm (in dit geval: het weefsel) aan zijn functie, door de zo volmaakt mogelijke coördinatie der gegevens; t.t.z. het probleem ener esthetica op een functionele basis. De vakterm luidt: Industrial Design. Volgens mr Teagne, de U.S.-conférencier op het Internationaal Congres voor Industrial Design, dat in November 1.1. te Milaan plaats greep, vindt dit princiep zijn oorsprong in de vrije concurrentie van het kapitalistisch systeem.
Inderdaad is de voortbrenger, die zich op een vrije markt wenst te handhaven, verplicht rekening te houden met een reeks factoren van economische, esthetische, stoffelijke en publicitaire aard, die de uiteindelijke vorm en samenstelling van een product zullen bepalen. Het vastleggen van deze vorm, beantwoordend aan al de gestelde vereisten en meteen dus ook opvallend door zijn efficiency is het werk van de industrial designer.
Deze moet dus zijn de synthese van de kunstenaar, de technieker en de verkoper; hij moet ook een zo volmaakt mogelijke kennis hebben van de mens in de moderne samenleving, van dezes levensvoorwaarden en behoeften.
De Triennale van Milaan, waarmee het zoëven besproken internationaal congres van Industrial design gepaard ging, moest de belichaming worden van deze onbetwistbaar juiste theorie. Zij was het