West-Vlaanderen. Jaargang 4
(1955)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
Westvlaamse KunstschattenDe restauratie van het hotel-museum Merghelynck te IeperIN een vorige bijdrage hebben wij de aandacht gevestigd op de restauratie van het Hotel-Museum Merghelynck te IeperGa naar voetnoot1. Juister is het te gewagen van een reconstructie ‘ab initio’ vermits het oorspronkelijk gebouw geheel vernield werd tijdens de eerste wereldoorlog. De wederinrichting van het museum met behulp van de geredde inboedel heeft slechts in de loop van de laatste twee jaren een vaste vorm aangenomen. Dit is hoofdzakelijk te danken aan het beleid van de Brugse genealoog en historicus Dr Charles van Reninghe de Voxvrie, conservator, aan wie de Koninklijke Academie van België als eigenares en draagster van de stichtingslast de leiding en het toezicht over de werken heeft toevertrouwd. Uit een vernieuwd bezoek ter plaatse wordt het belang van de herstelling in kunsthistorisch en esthetisch opzicht steeds duidelijker. Sinds 1953 werden belangrijke en verheugende uitslagen bereikt. Het verloop van de werken lijdt echter enige vertraging omdat bepaalde kredieten door het Departement van Openbaar Onderwijs werden geschrapt. De ruwbouw van het interieur verdwijnt geleidelijk achter de nieuwe houten paneelbekleding in Louis XVI-stijl. De plankenvloer wordt aangelegd in breed Canadees pijnboomhout dat gekeerd wordt alvorens men het definitief bevestigt. De tekening van het hout en de fraaie tinten halen het op de parketvloer die hier overigens niet op zijn plaats zou zijn. Het houtsnijwerk op deuren en panelen, nauwkeurig gecopieerd op de oude fotografische documentenGa naar voetnoot2, is vervaardigd in het Mechelse atelier Claessens. Het huis Smalle uit Sint Andries heeft een geslaagde reconstructie geleverd van de monumentale trap. De sierlijke leuning met de bevallige dubbele tussenstijlen geeft te denken hoe onherstelbaar men de traphalle zou geschonden hebben indien men het oorspronkelijk plan van de betonnen trap had doorgevoerd. Bijzonder verdienstelijk is de arbeid van de plafonneerder Siroux uit Ieper wiens nauwkeurige opmaak van de muuren plafondvlakken zonder hapering aansluit aan de broze lijnen en figuren van het snijwerk. In de kamers waar het werk inmiddels voltooid werd, is men onweerstaanbaar gecharmeerd door de harmonische nuancering van het schilderwerk, aangebracht na tal van proeven op staal in overleg tussen de conservator en de h. Emiel Mahieu uit leper. De blauwe kamer van mevrouw, rijkelijk versierd met het porselein dat uit de brand van leper kon gered worden en dat hier geëxposeerd is naar de wenken van deskundigen van het kasteel van Mariemont, kan gelden als een uniek voorbeeld van stijlgetrouwe reconstructie. Ook de zware marmeren schouwen van het huis Hermans uit Brussel verdienen de aandacht wegens het verbouwd materiaal en de tijdseigen modellen. Inmiddels is ook de meubilering van verscheidene kamers reeds ver gevorderd of zelfs voltooid. Hier kan gewezen worden op het verzorgd werk van de Ieperse restaurateur A. De Ruddere die de tragische sporen van de oorlog in de mate van het mogelijke heeft weggewist van de soms zwaar gehavende kunstmeubelen. Vermelden wij terloops de getrouwheid waarmede al de werken uitgevoerd worden. Zo zijn alle grote Wandspiegels samengesteld uit twee gedeelten hoewel het thans zou mogelijk zijn deze uit een stuk te laten vervaardigen. Ook een aantal specifieke kunstschatten hebben terug hun plaats ingenomen, o.a. twee schilderijen van Theodoor van Thulden (1606-1669), onlangs gerestaureerd door Lionel Poupaert te Brugge. Het zijn twee allegorische voorstellingen het ene van de ijdelheid van de aardse rijkdom, wellicht afkomstig uit het bezit van bisschop Jansenius, het andere van de vijf zintuigen. Op de zolder en in een van de kamers is de sortering van de geredde voorwerpen nog volop aan gang. Men verlieze niet uit het oog dat samen ongeveer 10.000 losse stukken in de brand van leper verloren gigaan zijn, en dat de andere jarenlang ordeloos door elkaar gegooid onder het stof gesluimerd hebben. Naast voorwerpen van onmiskenbare waarde zoals pendules, kandelaars, klein beeldhouwwerk, figuurtjes in biscuit enz. treft men ook rommel aan waarvan men zich afvraagt hoe hij ooit in het bezit gekomen is van de anders zo kieskeurige en smaakvolle Arthur Merghelynck. Wellicht op het zeggen van sjacheraars die de halfblinde man op het eind van zijn leven om de tuin hebben geleid? Traag maar zeker wint het museum aldus de luister terug welke het vóór de eerste wereldoorlog bezat en waardoor het in deskundige middens de eretitel van Klein Versailles had verkregen. Het fraaie herenhuis in de overgangsstijl van Louis XV-Louis XVI, zo belangrijk voor de evolutie tot de laat-Rococo, zal hierdoor binnen afzienbare tijd niet alleen uitwendig maar vooral inwendig kunnen gelden als een zuiver type van kunsthistorische reconstructie. Het weze ons tenslotte toegelaten een paar gegevens op punt te stellen die waarschijnlijk te goeder trouw in het Iepernummer van dit tijdschrift enigszins onnauwkeurig werden voorgesteld. Het hotel Merghelynck werd niet gebouwd in 1772-1774, zoals onder de foto te lezen stond, maar wel zoals wij in ons vorig artikel aanstipten, in de loop van de daaropvolgende drie jaren 1774-1776. De rekeningen uit het Merghelynck-fonds in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel en de formele jaartallen in de monografie van Merghelynck zelfGa naar voetnoot3 laten hierover geen twijfel bestaan. Verder zij opgemerkt dat het bevallig ijzersmeedwerk waarmede de gevelbalkons versierd zijn, pas een eeuw later bij het gebouw werd betrokken. De twee relingen in smeedijzer werden inderdaad slechts geplaatst in 1892 door de nieuwe eigenaar. Zij kunnen niettemin met zekerheid toegeschreven worden aan de Ieperse kunstsmid Arnout Swaegher,(1703-1784) die ze had vervaardigd voor het huis van de barons Steenhuyse en Herner, dat zich toenmaals bevond in de Lombardenstraat. Arthur Merghelynck heeft ze aldaar weten te bemachtigen, eens te meer bezorgd zijn woning te versieren met tijdseigen materiaal. G. Gyselen |
|