Poppenspel
IN verschillende landen wordt het belang van het poppenspel in het geheel van de aesthetische opvoeding van het volk naar waarde geschat en in de practijk wordt er dan ook alle zorg aan besteed.
In Rusland is het poppenspel een onderdeel in de werkzaamheden van het Centraal Huis voor aesthetische opvoeding van het kind, en sinds 1944 van de Academie der Wetenschappen, sectie paedagogie. Sergej Obrasztsov, die de Stalinprijs won met een van zijn poppenspelen - gebouwd nog wel op een Vlaams sprookje! - kreeg er gaandeweg zelfs de beschikking over een eigen gebouw met een zaal voor vierhonderd toeschouwers en een budget van twee millioen roebel. In Tsjecho-Slowakije bestaat een voorbeeldig uitgerust poppenspel in elk dorp dat minder dan driehonderd inwoners telt. Op die manier heeft er zelfs de kleinste gemeente haar eigen theater. In Frankrijk geldt als een der meest gewaardeerde aesthetische ontspanningen een bezoek aan een poppentheater. Waarom zouden wij in Vlaanderen op den vreemde ten achter blijven?
Het poppenspel is immers de volkskunst bij uitnemendheid, die bij ons zo lang en zo diep is ingeburgerd. Het oudste document over het bestaan van het poppenspel in Europa is inderdaad van Vlaamse oorsprong. Het komt voor in Li Romans du boin Alixandre, een Frans handschrift dat berust in de Bodleian Library te Oxford. Het betreft hier een tweetal randbemerkingen die weliswaar niets te maken hebben met de tekst, maar die alleszins een weergave zijn van wat er toen in het volksleven gebeurde. De schrijver zegt dat het handschrift werd beëindigd in
1338, terwijl de verluchter Jan de Gryse, getuigt zijn werk in 1344 te hebben besloten. Die twee tekeningen nu stellen een handpoppenkast voor. De naam alleen al van de verluchter wijst op een Vlaamse oorsprong, en de Engelse vorser E.X.B. Nicholson verklaart dat hij een Bruggeling zou zijn. Dit moet ons niet verwonderen, ook in de loop der jaren en eeuwen na 1300 zien wij geregeld te Gent, Antwerpen, leper en in de provincie Limburg poppentheaters opduiken. Het marionettentheater veroverde meer en meer de plaats die thans door de schouwburgen wordt ingenomen. Zo bestaan er bijvoorbeeld officiële papieren
De houten acteurs van het Poppentheater Hopla vertolken de middeleeuwse cluyte Nu Noch.
van 92 aanvragen om een poppentheater te mogen openen in de hoofdstad (einde 19
de eeuw). In de poesjenellenkelders bleef, ondanks verfransing en verbastering, de Vlaamse geest onaangeroerd en het is hier dat de mannen zullen komen die de kunst en het Vlaamse nationaliteitsbesef zouden wakker houden.
De eerste was Hendrik Conscience, die een geregeld en trouw bezoeker was van het volkse poppenspel te Antwerpen. In de Geschiedenis mijner jeugd vertelt de man die zijn volk leerde lezen, hoe hij 's Zondags zijn vier centen onveranderlijk gebruikte om naar de poesjenellenkelder te gaan. Het volksgoed dat de jonge Conscience hier smaakte en doorproefde maakte op hem een geweldige indruk. Emmanuel de Bom getuigt in zijn Conscience-rede op het Antwerps congres in 1912: De Poesje zit in Conscience's werk, in zijn eerste werk vooral, o.m. in ‘Het Wonderjaar’ en in ‘De Leeuw van Vlaanderen’. Ik heb er over versteld gestaan hoe Godmaert en de Geuzen en de bende van Wolfangh, en hoe Jan Breydel en zijn macekliers en hoe al die dappere Vlaamse ridders, aan de helden van het poppenspel verwant zijn.
Hoe treffend dat juist De Leeuw van Vlaanderen, aldus gesproten en gegroeid uit de sfeer van de Poesjenellenkelder, waar zovele onzer geliefde blauwboeken ten tonele werden gevoerd, zo spoedig zelf een der meest verslonden volksboeken van de nieuwe tijd werd. Meer zelfs: uit De Leeuw van Vlaanderen puurden poppenspelers het boeiend stramien voor hun bezielende opvoeringen.
Uit diezelfde periode kennen wij de figuren van Napoleon Destanberg, de toneelspeler, regisseur en schrijver die het zijne bijdroeg om het Nationaal Toneel tot stand te helpen brengen; Domien Sleeckx, de toneelcriticus, die er de bewijzen van leverde