belangrijke invloed heeft in het Franse toneelleven in het algemeen. Het T.N.P. doorkruist heel Frankrijk, richt goedkope voorstellingen in zowel te Parijs als in de provincie. Wanneer men de activiteit van deze groep overkijkt, dan stelt men vast dat bijvoorbeeld in 1952 in een tijdspanne van zeven maanden niet minder dan 210.000 toeschouwers werden bereikt, waarvan 16.000 buitenlanders. Het T.N.P. blijkt werkelijk de goede formule gevonden te hebben.
Het hoge artistieke gehalte dat het T.N.P. in zijn opvoeringen bereikt, ligt niet alleen bij de grote acteurs zoals Silvia Monfort, Maria Casarès, Jean Vilar, Gérard Philippe e.a., maar vooral bij de intense samenwerking onder al deze mensen en de grote liefde voor het beroep, bij al wie in deze groep met de opvoeringen ook maar iets te maken heeft. Met een geest, zoals er in het T.N.P. heerst, zijn de hoogste prestaties mogelijk.
Dat is een kleine kijk op de activiteit van die ene groep, maar ook de werking van de andere zouden wij kunnen onder oog nemen. Een van de bijzonderste gebeurtenissen op toneelgebied is in Frankrijk het regelmatig, jaarlijks terugkeren, van de toneelfestivals. Onder de festivals die in 1954 voornamelijk in de belangstelling stonden moet in de eerste plaats vermeld: Avignon, waar in het oude paleis der Pausen o.a. Macbeth werd opgevoerd (met Jean Vilar, Maria Casarès, e.a.). Verder hebben we Angers, waar ook jaarlijks gespeeld wordt op het binnenplein van het kasteel van koning René. Dit jaar kwam voor de eerste maal Arles aan de beurt, en voor de eerste maal zagen wij er de bekende filmartist Jean Renoir als régisseur optreden voor Shakespeare's Julius Caesar (11.000 toeschouwers in de arena!). Te Lyon-Charbonnières werd in het Romeins theater van Fourvière Prometheus van Aischulos opgevoerd, op een toneel bestaande uit zichtbare stalen buizen. Te Vaison-la-Romaine werd in 1954 voor de tweede maal gespeeld in het ronde theater, o.m. Medea van Jean Anouilh. En zo verder, ook te Ajaccio op Korsica, en verder te Evian, te Orange.
Het is wel wonder dat de grote Franse artisten voor hun toneelstukken teruggaan naar de oude Romeinse arena's zoals er te Vaison, te Arles enz. nog bewaard blijven.
Dat is eerder heel goed verstaanbaar als men weet dat de grote Franse regisseurs vooral belang hechten aan een natuurlijk
Ballet-décor: Le festin de l'araignée van Albert Roussel. (Ontwerp Fernand Boudens).
kader voor een stuk. Bovendien zijn die oude Romeinse amphitheaters buitengewoon goed wat betreft de
acoustiek, en tenslotte moet men ook een beetje rekening houden met het volgende: Al die plaatsen worden al vanzelf door duizenden Fransen en buitenlanders bezocht tijdens het seizoen. Als men er dan nog een festival inricht, en bijzonder bekende toneelstukken op zo 'n schitterende wijze vertolkt, dan begrijpt men algauw dat het toerisme hier ook een rol meespeelt.
*
Uit dit alles kan een kort besluit volstaan. Vooreerst bemerken we in de répertoires dat de klassieke stukken het blijven doen. De bekende Nederlandse toneelacteur en décorontwerper Louis Saalborn merkte onlangs op: ‘Men is zeer snel geneigd alles wat klassiek is en niet meer in onze tijd geboren werd, ouderwets en afgedaan te noemen’. Vooral een zekere jeugd is er op uit door welke omstandigheden van psychische aanleg of erfelijke belasting ook, heel snel de weg van de minste weerstand te kiezen en zich met een hautain gebaar te distanciëren van wat ‘was’, om zich met een domme oppervlakkigheid te geven aan wat ‘is’. De hele kwestie komt neer op het eigenlijke spel, op décor, kostuum, soberheid en ernst.
Maar wat meer is, en wat wij Frankrijk stellig moeten benijden: wij hebben geen grote toneelschrijvers, wij hebben geen grote décorontwerpers, of tenminste er wordt niet naar gezocht, en als er zijn, worden ze niet aangemoedigd.
FERNAND BONNEURE