Vondel, Lucifer. ‘Op, trekt op, o gij Luciferisten’.
den. Dat wil geen afbreuk doen aan De Gruyter's optreden in de KNS, al evenmin als aan de verdiensten van hen die later in het Vlaamse Volkstoneel of op toneelgebied heel Vlaanderen door op het voorplan traden.
Om de nauwe verbondenheid tussen persoon en werk moet hier terloops verwezen worden naar een veel oudere actie van Dr De Gruyter, nl. zijn Vereniging voor Voordrachtkunst en Toneel die dagtekent van 1909 en door de oorlog in 1914 tot rust werd gedoemd.
Als georganiseerde toneelactie moeten we echter de aanvang zoeken in 1918: het ontstaan van het Fronttoneel. Hierover wordt in dit nummer afzonderlijk gehandeld. Het moge genoeg zijn er even aan te herinneren hoe van het begin karakter en doelstelling duidelijk aanwezig waren: de ontspanning voor de verwaarloosde Vlaamse IJzerjongen, op een cultureel en nationaal plan. De memorabele, werkelijk historische vertoning van Hooft's Ware-nar, in aanwezigheid van de meer berucht dan beroemde generaal Bernheim, gaf hiervan het ontegensprekelijk bewijs. Niet minder overigens de reactie die tegen het Fronttoneel al spoedig een groeiend verschijnsel was.
Jammer genoeg moest het Fronttoneel, na zeer korte tijd worden opgedoekt: de oorlogseisen met het uitbrekend laatste offensief lieten verdere activitei niet langer toe.
In de bezettingszone zou men de draad weer opnemen. Het ging echter niet zonder meer. Nog voor de toelating tot optreden was gegeven, werd Dr De Gruyter uit legerdienst ontslagen en J. Platteau, die de leiding overgenomen had, liep na enkele maanden verblijfverbod op.
Een punt kon worden geboekt: het toetreden van Staf Bruggen, die later een eigen stempel op de onderneming en op de hele toneelbeweging zou slaan. Hij zou Vlaanderen's (en België's) grootste acteur worden en figuur slaan ook in het buitenland. Bruggen en De Gruyter droegen elk van hun kant een gelijkaardige droom. Die droom bracht hen samen bij Dr J. Goossenaerts: Het Vlaamse Volkstoneel was geboren. Verschaeve hield het boven de doopvont. Men schreef 20 September 1920, en nog vóór het einde van het jaar was het definitief doorgebroken: cultureel, sociaal en nationaal. Het terrein was overigens degelijk voorbereid door de Vereniging voor Voordrachtkunst en Toneel van Dr De Gruyter, evenzeer door de toneelactie i.h.b. van Z.E.H.J. Bernaerts over Toneelgids en Algemene Toneelboekerij.
De Gruyter, die de artistieke leiding had, hoefde niets te wijzigen aan zijn Frontopzet. Hij werd bovendien schitterend gediend door Staf Bruggen en Maurits Hoste, die al spoedig de sympathie en het enthousiasme van de Vlaamse massa en ook van haar élite hadden gewonnen. Zonder aan de innerlijke waarden van het eigenlijke toneelgebeuren ook maar in het minste afbreuk te doen, moet onomwonden worden toegegeven dat het belijdende karakter dat door de Vlaamse volksgemeenschap aan de hele actie werd toegevoegd van doorslaande betekenis is geweest. Dat zou zo blijven voor de latere fases van de volkstoneelgeschiedenis, overigens telkens weer worden geaccentueerd. Dolle Hans, hoe ook misduid, oefende een uitzonderlijke invloed; Jozef in Dothan wekte sympathie en vertrouwen.
Geldelijke beslommeringen veroorzaakten een eerste spanning. Wel wilde de gemeenschap mee en reeds werd Noord-Nederland mede bereikt en bewerkt: de openbare besturen, op zeer zeldzame uitzonderingen na, schoten jammerlijk genoeg te kort. Toen in 1922 De Gruyter tot directeur van de Koninklijke schouwburg van Antwerpen werd benoemd, zou het Volkstoneel in een kwijnende toestand geraken die onvermijdelijk noodlottig moest worden.
Een bloedtransfusie zou redding brengen.
Er luidde vernieuwing over geheel Europa, ook op toneelgebied. De vernieuwing gold zo goed de inhoud als de vormgeving. De inhoud zou echter die van het spel, van het drama zijn, veel meer dan die van het momentele woord; net als de vorm ook die van datzelfde spel en drama in hun veruitwendiging, in hun projectie in de ruimte zou betekenen, veel meer dan die van het mooie kader waarin de literatuur werd opgehangen. Het werd de harmonie van woord en spel, scherper, het tot spel omvormde woord, de levende projectie van het ideëel gebalde drama-spel. De geestelijke stromingen van de tijd deden er het hare toe. De katholieke levensbeschouwing had een kans, tot zelfs een voorsprong, zoals het probleem in de toenmalige Toneelgids werd uiteengezet. Het Vlaamse Volkstoneel zou daaraan niet ontsnappen.
Overname of niet, op 15 Augustus 1924 werd de S.M. Het Vlaamse Volkstoneel wettelijk gesticht te Antwerpen. Een nieuwe fase van de volkstoneelidee was ingezet. De oude standpunten bleven behouden. Voortaan echter zou meer nadruk gelegd worden op het toneelartistieke in het teken van de nieuwe tijd, voor wat het cultureel aspect betrof. Het volkssociale bleef in zijn wijdstrekkendheid behouden; het nationale kreeg een principiële genuanceerdheid, door toevoeging van katholiek. Het schijnbaar aggressieve dat in die toevoeging kon gelegen zijn werd spoedig vergeten, doordat het epitheton gemakkelijk werd achterwege gelaten.
De twee grote stuwkrachten waren J. De Meester, als regisseur en Wies Moens als letterkundig adviseur. Reeds met de inzet Mariken van Nieumeghen werd een stap gezet in de richting van de internationale, i.c. Europese strevingen. Het Vlaamse Volkstoneel was modern, meer zelfs avant-garde!, en laten we er aan toevoegen katholiek avant-garde! We moeten even herinneren dat de persoonlijkheden van de beide dragers,