West-Vlaanderen. Jaargang 3
(1954)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 269]
| |
Le Corbusier en het ‘Unite d'Habitation’ te MarseilleVOOR de evolutie van de moderne architectuur zijn het werk en de opvattingen van Le CorbusierGa naar voetnoot1 van zulke ingrijpende betekenis, dat het onontbeerlijk lijkt hier enkele beschouwingen te wijden aan deze architect en mede aan zijn fel bediscussieerde realisatie te Marseille. Het is zeker niet overdreven te beweren dat bepaalde uitzichten van de moderne architectuur ondenkbaar zijn zonder de invloed van Le Corbusier. Deze beïnvloeding is te wijten, niet alleen aan zijn gebouwen, maar ook aan de vele gepubliceerde ontwerpen, die onuitgevoerd zijn gebleven, en niet het minst aan de vele publicaties, waarin hij, met een hooggespannen enthousiasme, de oplossingen propageert, die hij ziet voor de vraagstukken van de stedebouw, het wonen, de architectuur. Nu zullen velen, en niet altijd ten onrechte, wel gehinderd worden, bij het lezen van zijn werken, door de af en toe opgeschroefde taal en de utopische stellingen. Men zou echter ongelijk hebben het belang van zijn ideeën te onderschatten. In deze tijd, waarin de vormgeving in de architectuur, en voornamelijk het stedebouwkundig denken de aarzelingen kent, eigen aan een groeiperiode, is het wel nuttig dat iemand, onbevangen en zonder a-priorisme, op die problemen is ingegaan en niet geaarzeld heeft de meest onverwachte oplossingen naar voor te brengen. De betekenis van Le Corbusier voor de moderne vormentaal, houdt verband met zijn inzichten in de architectuur. Enerzijds wordt hij gedreven door een vurig enthousiasme voor de technische vooruitgang en zoekt hij een nieuw vertrekpunt voor de architectuur in de moderne constructie. Anderzijds bezit hij een ongemeen gave intuïtie voor de poëtische waarden in het spel der vormen, wat hem er toe drijft telkens een boeiende plastische conclusie op elk constructief thema te vinden. Een treffende illustratie hiervan vindt men in de wijze waarop hij zich, reeds in de aanvang, de skeletbouw indacht. Door de skeletconstructie, kolommen verbonden door vloerplaten, worden de dragende muren overbodig; hieruit volgt vooreerst: de vrije gevel, niet langer gebonden aan steunpunten en gelegenheid tot vrije compositie. Een tweede gevolgtrekking is: het vrije plan, de binnenmuren, ontdaan van hun dragende rol, kunnen vrijelijk op de vloeren worden geplaatst, niet alleen zoals de eisen van de bestemming dat vragen, maar ook zoals dit uit 'n bepaalde plastische intentie zal volgen. Nog verder wordt het stelsel uitgebaat: op de bodem vervallen de wanden totaal, zodat het gebouw zich los van de grond op de pijlers verheft. Dit samen betrekken van constructieve en plastische argumenten wijst er op dat het een vergissing is in de opvattingen van Le Corbusier een zakelijk functionalisme te zien. Een bevestiging hiervan is nog zijn bekommernis om de proportie. We zien hoe hij wiskundige verhoudingen in de compositie invoert door het gebruik van het tracéregulateur. Voor enkele jaren leidde zijn zoeken om de afmetingen te harmoniseren en te binden aan een menselijke schaal hem tot zijn systeem van de Modulor. Het is een stelsel waarin hij reeksen afmetingen vastlegt, die enerzijds gebonden zijn aan de menselijke gestalte en anderzijds onder elkaar harmonische betrekkingen vertonen, afgeleid uit de verhouding van de gulden snede. Voor de stellingen die hij, van in den beginne, heeft voorgestaan op het gebied van de stedebouw, de huisvesting en de architectuur, kan men wellicht moeilijk een meer typische illustratie vinden dan zijn Unité d'habitation, dat vóór twee jaar in gebruik werd gesteld.
Het Zwitsers studententehuis te Parijs. Le Corbusier en P. Jeanneret. 1930-32.
Uit: S. Giedion, Space, Time and Architecture. | |
[pagina 270]
| |
Het ‘Unité d'Habitation’ te Marseille. Algemeen zicht.
Uit: Architecture d'Aujourd'hui. Zeer kort geformuleerd kan het stedebouwkundig idee, dat hier aan de basis ligt, als volgt worden geschetst: de grootstad, zoals men die op onze dagen kent, met de dicht aaneengesloten bebouwing, waarin lucht, zon en groen ontbreken, en het verkeer problemen stelt, die onoplosbaar schijnen, kan de mens geen waardige huisvesting bezorgen: de oplossing hiervoor is, volgens Le Corbusier, de collectieve woning in hoogbouw, maar dan hoogbouw in gans bijzondere voorwaarden. Vooreerst moet het aantal wonigen in één complex verenigd, groot genoeg zijn om een vergedreven technisch comfort en het toevoegen van een zekere sociale uitrusting mogelijk te maken. Verder is het terrein, dat vrij komt door de woningen boven elkaar, in plaats van naast elkaar, te plaatsen, bestemd om de complexen te omringen met groen en speelterreinen. Deze bevrijding van de bodem laat ook toe de intense verkeersaders af te scheiden van de zones, bestemd voor de huisvesting. Het residentieel kwartier van de Cité radieuse, zoals hij zich dit indenkt, zou dan bestaan uit verschillende Unités, zoals te Marseille, omringd door parken. De woning zelf krijgt in het Unité, te Marseille, een gans bijzondere oplossing. Hier weze alleen vermeld dat het complex 337 woningen bevat, onder te brengen in 37 verschillende types, van af de kleine woning voor de alleenstaande, tot de woning voor een gezin met acht kinderen. Het normale type | |
[pagina 271]
| |
loopt door van de West- tot de Oostgevel, en heeft zodoende uitzicht, langs de ene zijde, op de zee, langs de andere zijde, op de bergen. De toegang tot de woningen geschiedt langs ruime binnenstraten, verticaal door liften verbonden. Het complex bevat een complete winkelstraat en, op het terras, ook nog een kindertuin, oefenterreinen, een turnzaal, enz. Het gebouw is omringd door een park van drie en een halve hectare. Deze onvolledige schets laat vermoeden dat de oplossing van Marseille in niets kan vergeleken worden met het appartementsgebouw, zoals we dit kennen. Het ongewone van deze conceptie heeft natuurlijk felle kritiek veroorzaakt. Tijdens de opbouw werd voorspeld dat niemand er zou willen in wonen; inmiddels is deze voorspelling niet uitgevallen: het complex is thans volledig bewoond, en wat meer is: te Nantes is een tweede Unité in aanbouw. De voornaamste kritiek komt natuurlijk van diegenen, die de collectieve woning verwerpen als oplossing. We kunnen hier niet dieper ingaan op de problemen die, in dit verband, kunnen gesteld worden. Trouwens, wij menen dat men de zaken verkeerd voorstelt, door collectieve woning en individuele woning tegen mekaar te plaatsen als tegengestelde oplossingen waartussen een keuze moet worden gedaan. Het debat hoog- of laagbouw voor de woning is een overbodig debat. Er bestaat geen oplossing die algemeen gangbaar is; elke oplossing is het specifieke antwoord op concrete gegevens, mogelijkheden, behoeften. Zowel de individuele als de collectieve woning krijgen hierdoor hun betekenis. Wat is de waarde van Le Corbusier's oplossing? Om hierop te antwoorden zou een gedetailleerde studie noodzakelijk zijn. Ten andere wij menen dat de toets van enkele jaren ervaring onontbeerlijk is om de juiste betekenis van zijn oplossing naar voor te brengen. Een belangrijk criterium willen we hier echter aanstippen: elke woning moet bevrediging kunnen geven aan de normale behoefte tot afzondering. Hiermede raken we wel één van de voornaamste argumenten aan die tegen de collectieve woning worden aangevoerd, en ongetwijfeld doen gebrekkige toepassingen ervan wel eens bedenkingen oprijzen dienaangaande. Te Marseille, in het Unité, is deze basiseis echter volledig vervuld. De geluidsisolatie is er praktisch volkomen en voor indiscrete blikken van geburen of voorbijgangers is men volkomen beveiligd, beter dan dit in andere oplossingen mogelijk is. De binnenstraten die de woningen bedienen, hebben door hun afmetingen het karakter van publieke verkeersruimte gekregen, men hoeft aldus niet meer contact met zijn naburen te hebben dan dit in gewone straten vereist is. Zelfs wie zich onmogelijk kan verzoenen met de oplossing van Le Corbusier, in verband met de woning, zal toch moeten toegeven dat het Unité d'Habitation een stuk architectuur is van meer dan gewone waarde. Marseille bewijst dat consequente moderne architectuur tot grote dingen in staat is. De boeiende plastiek en de rijke poëtische waarden van dit gebouw kunnen aan de hand van foto's slechts onvoldoende worden besproken. Het beton, zoals de architect het hier vrank en zonder nabewerking of bezetting gebruikt, krijgt een waardigheid die velen, voor wie het nog altijd een onedel materiaal is, zal verbazen. De sporen van de bekisting geven aan de delen, die ter plaats werden gegoten, een rijke en stevige structuur. De geprefabriceerde elementen, die het sterk rhythmische gevelpatroon uitmaken, hebben, door selectie van het gebruikte grint, een ongemeen rijke tonaliteit gekregen. De polychromie van de zijwanden van woningterrassen verhoogt dit alles met
Dwarsdoorsnede van twee ineenpassende appartementen om een binnenstraat heen. - 1. De straat, die dwars door het gebouw loopt; 2. De keuken; 3. De woonkamer met dubbele verdieping; 4. De slaapkamer (ouders) op het balcon; 5. De badkamer; 6. De linnenkamer en douchecel; 7. De kinderkamer (twee naast elkaar); 8. Het terras; 9. Het terras van het andere appartement; 10. De woonkamer van het andere appartement; 11. De eetzaal; 12. De keuken en de ingang van het ander appartement, dat neerdaalt, het eerste is klimmend; 13. De badkamer; 14. De linnenkamer; 15. De kinderkamer (2 naast elkaar); 16. Het terras; 17. Het terras van het eerste appartement: twee appartementen, waarvan de voordeuren in dezelfde straat tegenover elkaar staan, beslaan dus drie verdiepingen.
| |
[pagina 272]
| |
‘Unité d'Habitation’ te Marseille. Basis.
Uit: Architecture d'Aujourd'hui. een lustig en levendig accent. Wie aan de enorme afmetingen denkt (lengte 165, hoogte 56, breedte 24 m.) moet voorzeker vrezen een soort kolos te zullen zien, waarvan het onmetelijke zou ter neer drukken. Wanneer men er voor staat is de eerste verrassing hoe alles tot menselijke verhoudingen werd teruggebracht. Niets doet denken aan een eentonige kazerne, men heeft veeleer de indruk van een menselijk tehuis. Opmerkelijk is het ook, hoe de afwerking, die op menige plaats te wensen overlaat, niets afdoet van het genoegen dat men heeft het gebouw te bekijken. Hoe dikwijls ziet men niet hoe in goede gebouwen veel kan bedorven worden door onverzorgde afwerking: het moet grote architectuur zijn om zulks te kunnen dragen. Le Corbusier is te Marseille een groot architect geweest, die met een onbevangen open geest en een frisse verbeelding, met nieuwe gegevens, tot nieuwe vormen is gekomen. Hij heeft de mogelijkheid van de skeletbouw, zoals hij die vóór dertig jaar voorzag, uitgebouwd tot ruimtelijke poëzie. Hij heeft getoond dat beton een materiaal is dat het licht kan verdragen, dat industriële technieken niet noodzakelijk tot dorre vormen leiden en dat er, op grote afmetingen, wat anders te vinden is dan de groteske monumentaliteit van de zogenaamde grote compositie. De veelzijdigheid van die man wordt duidelijk wanneer men de ontwerpen bekijkt opgemaakt voor Chandigarh, de nieuwe Indische hoofdstad, die onder zijn leiding wordt gebouwd. Dat hij niet een mens van één oplossing is blijkt uit het feit dat hij, ginder, voor totaal andere gegevens, dan te Marseille, ruime plaats heeft voorzien voor de individuele woning. Ten slotte is het nog de moeite waard te vermelden dat aan Le Corbusier de kans werd gegund een religieus bouwwerk te verwezenlijken. Te Ronchamp, in Zuid-Frankrijk, is een bedevaartskapel in aanbouw, volgens zijn ontwerp. Of we hier een verwezenlijking krijgen, die zal bijdragen tot de bevrijding van de hedendaagse kerkelijke architectuur, uit een bedenkelijke middelmatigheid, dat zal de toekomst uitwijzen. Wat we van Le Corbusier kennen wettigt grote verwachtingen en we denken hierbij aan de woorden, die de onlangs overleden dominikaan, Pater Couturier, in L'art sacré, in verband met Ronchamp neerschreef: Wij beschouwen Le Corbusier niet alleen als de grootste levende architect, maat bovendien als diegene, in wie de spontane zin voor het gewijde het waarachtigst en het sterkst is.
IR ARCH. PAUL FELIX |
|