Benelux
NIET omdat Sam Blaazer zo drollig met dat stuk krijt de gekste figuren maakte in het luchtledige en beweerde, dat hij nou eens een kunststukje zou laten zien waaraan de futuristische kunstenaars niet eens konden tippen, sloot ik mij bij de massa nieuwsgierigen aan op de Dam te Amsterdam deze mooie Augustusnamiddag.
Ik ben, de Heer weze er om geloofd, geen kunstenaar en het verschil tussen een herderlijk landschap van een vulgaire postkaart afgekeken of het mooiste natuurgezicht door Rubens geschilderd, voel ik niet eens aan. Het pleit niet voor mijn culturele bagage doch ik heb lak aan cultuur. Eigenlijk heet ik Michael Brunetti doch ben woonachtig te Oostende. Als U wilt weten wie ik ben, moet U maar even naar mijn linkerduim kijken, waarop die vijf in bloed geënte blauwe spikkeltjes staan. ‘Ni Dieu, ni Maître à mort la vache’ is mijn lijfspreuk. De mannen van het vak weten wat dit beduidt. De massa heb ik altijd lief gehad én om bepaalde redenen.
De Amsterdamse artist nam een slok koffie uit zijn grote fles, - vrienden van hem hebben altijd beweerd, dat die fles nog iets anders inhield dan koffie - streek even met zijn grove
handen in zijn weelderige haarbos en begon een verwoede aanval met het krijt op het tekenblad. Driehoeken, veelhoeken, cirkeltjes, kruisjes, uitroepingstekens en dubbelpunten vormden de gekste figuren. Toen wendde hij zijn breed gezicht naar het publiek en zei:
- Nou, voor zo 'n schilderij wordt heel wat geschoven... dat is moderne kunst.
Ik was schijnbaar al aandacht voor de exhibitie van Sam Blaazer, kunstschilder, wijl ik ondertussen reeds zeer dicht een achtenswaardig heerschap benaderd was en mijn ogen gevezen stonden op zijn rechter vestzak, waarin een dikke brieventas zo maar uitpuilde. Ik schoof dicht naast hem en stootte hem even aan met de elleboog.
- Pardon...
Hij scheen helemaal niet gestoord en keek me glimlachend aan.
- Wat denkt U van Blaazer's kunst?
- Leuk, antwoordde ik, zeer leuk.
Ik kon hem moeilijk zeggen, dat de kunst van Sam Blaazer me niet interesseerde doch de kunst zijn portefeuille geruisloos en met elegance uit zijn zak te doen verdwijnen al mijn concentratievermogen had opgeëist.
- Is U Nederlander?
- Neen, antwoordde ik, Fransman.
Instinctief geef ik steeds een andere identiteit aan. Het vervalst paspoort dat ik bij mij droeg, stond op naam van Jean Leterme, Boulogne.
- Ik dacht anders, dat U uit België kwam, zo naar uw tongval te horen... Verveeld, dat die man juist raadde. Ik liet niets blijken van mijn verwarring en zei op onschuldige toon, dat ik ook jaren in Vlaanderen had gewoond.
Dit antwoord voldeed hem nog niet en hij wou weten, waar ergens in Vlaanderen.
- Lapscheure, zei ik, Lapscheure.
Voorzichtig raakte mijn arm zijn jas aan.
- Dat is niet zo ver van Zoutenaaie?
- Neen.
- Is daar een gemeentehuis?
- Natuurlijk, al berusten de documenten tussen de hespen en de kaas.
Zijn gezicht keerde hij nu helemaal naar me toe. Er lag wat spot in zijn ogen. Met een lusteloos gebaar veegde hij het zweet van zijn voorhoofd. Hij bleek zeer spraakzaam en begon plots een uiteenzetting over de kaas.
- In Vlaanderen hebben ze geen goeie kaas, zei hij, dat heeft alleen Nederland... maar de Nederlanders eten die bijna niet, ze eten alleen magere kaas, weet u, om de vette voor de Belgen te houden, maar zó worden de Nederlanders vet en de Belgen mager!