ward, maar spoedde zich dan
verder. Hij droeg zijn shako en was in feldgrau uniform. Hij had ook het aanzien niet van een dode soldaat, tenminste op dat ogenblik niet.
Edward liep hem na terwijl hij weer ergens diep in de lucht de muziek van de fijfers hoorde en het gelijkmatig getrappel van krijgsbenden. Otto Rose ging met gebogen gestalte voor en nu vernam Edward heel duidelijk het gefluit van de granaten en het droge getokkel van de machinegeweren.
Tussen de braamstruiken kroop Rose een helling op en wenkte Edward om bij te komen. Met behoedzaam gebaar wees hij over de rand van het duin.
‘Kijk eens voorzichtig naar het Walvisduin. Ziet u ze liggen?’
‘Wie?’
‘De dode blauwjakken van het 5de Matrozenregiment. Ze rusten daar nu al maanden en niemand haalt ze weg. De Fransman houdt dag en nacht het duin onder vuur. Nu eens worden de arme duivels onder het zand bedolven en dan weer door de wind blootgelegd.’
Edward tuurde over de witte vlakte en aan de uiterste zoom lagen, althans in zijn ogen, niets dan enige uitgedroogde en verwrongen duinbremwortels.
‘Ziet u ze?’ drong Rose aan, ongeduldig wordend.
Edwards ogen schemerden en toen zag hij ook de dingen geheel anders. ‘Ja!’ zei hij met overtuiging. ‘Ik kan ze thans zien!’
‘Nu moet ik onze stelling opzoeken, vooraan bij Villa Scolaire. Maar wees op uw hoede! Bij dat lage duin krijgt men gemakkelijk van gindse oever, een kopschot.’ En Otto Rose duwde zijn shako dieper over zijn voorhoofd.
‘Een staalhelm is veiliger.’ dacht Edward luid en eigenwijs.
‘Een staalhelm?’ Dat kende Otto Rose blijkbaar in 1915 niet. ‘Weiter! Hier is het te gevaarlijk!’ Zij daalden naar de polder af, op het vlakke land, achter de duinen.
Het kon Edward niet meer verrassen dat Rose zich voor allerlei denkbeeldige gevaren in acht nam, dat hij gebogen vooruitsloop, een tijdlang plat ging liggen en dan ineens, als door de wind gedreven, over een open ruimte ijlde. Eens stonden ze voor een diep veld met groen koren, dat Otto Rose met schuwe ogen ontweek.
‘Waarom gaan we niet rechtdoor?’ vroeg Edward.
‘Bist du verrückt! Of wil u soms een natte broek en een kogel? Hier vóór ons is de overstroming van het Geleidewater. Links, tegen gindse puinhoop is een dode hoek.’ Hij wees op een nieuwstenen huis dat op de dijk stond.
Toen voelde Edward hoe de beelden van het verleden zich ook in hem geweldig begonnen naar voren te dringen. Het berouwde hem dit alles in beweging te hebben gebracht en om Otto Rose enigszins af te leiden van wat hij hevig kwam te vrezen, zei hij: ‘Dat was een guitig liedje dat u die avond bij ons gezongen hebt!’
‘Ja, het is de laatste schone avond die ik gehad heb en het laatste deuntje dat ik nog ooit heb kunnen zingen.’
‘Moeder heeft ons dikwijls verteld van de vrolijke zeesoldaat die bij het afscheid zo treurig was en tranen in de ogen had...’
‘Dat is ook de laatste maal dat ik gehuild heb. Uw moeder was daarvan getuige en ze was evenveel ontroerd. Het is een mens met een goed hart.’
‘Zij is ook dood.’
‘Ook dood, ja.’ Rose bleef een ogenblik nadenken, zonder een spoor van aandoening. ‘Zij had het weke gezicht en de gebroken ogen van iemand die uit eigen leed begrijpen kan en anderen troosten.’
‘Uw kameraad is haar de boodschap komen brengen toen u gevallen was. Hij voelde zich diep ongelukkig omdat u dadelijk zo stil hebt gelegen en geen woord van vaarwel meer gezegd.’
‘Dat was spijtig voor hem. Ik kon niet meer. Mijn ziel was heengegaan.’ En dan sprak Otto Rose nog deze laatste woorden: ‘Alles is inderdaad te haastig gebeurd en moeilijk om begrijpen. U zult er onmiddellijk kunnen over oordelen. Wij zijn op onze oude stelling aangekomen en mijn tijd is nabij.’
Het veld waarop ze stonden was in de laatste jaren reeds meermaal omploegd geworden, maar had men er met de hand kunnen over strijken, als over een huid, dan had men de ruigheid van de grond aangevoeld, als op de plaats waar een diepe wonde is geheeld. Hier en daar lagen ook witte, half bemoste betonblokken verspreid. Toen hoorde Edward weer duidelijk de fijfers en wat hij verder kon vermoeden van de geruchten die met een nachtelijke aanval gepaard gingen.
Otto Rose bleef pal staan. Zijn ogen gingen wijd open en de angst vestigde zich er in, voor immer. Hij maakte een paar gebaren, die van de krijgsman die zich een laatste maal te weer stelt en zakte dan ineen.
Voor Edwards blik verschenen gele vlekken, alsof hij in een verblindend licht had gestaard. Een kring van vuur slingerde rond de neergevelde Otto Rose en wat Edward toen binnen die kring ontwaarde vervulde hem met zulk een ontzetting, dat hij zelf te gronde stortte en bewusteloos bleef liggen met de volle zon op zijn aangezicht. De glaskogel lag gebarsten naast hem.
ILL.: ERNEST VERKEST GASTON DURIBREUX