Savatte droomde door het grote venster. Een Chevrolet remde en gleed stil, vlak voor ‘Bij Buysse’. Vier heren stapten uit en traden binnen. Ze zetten zich nevens Savatte en bestelden een Pale-Ale. Ze hadden weinig te vertellen en zegden tot de Patron, die hen kwam groeten, en hen zeer goed scheen te kennen, dat ze zoëven van het Klooster terugkwamen en dat hun Tante, de Eerwaarde moeder, zopas overleden was. Ze zouden spoedig naar huis terugrijden.
Savatte spitste de oren, boog zich lichtjes naar de heren en vroeg:
- Pardon? In welk klooster zegt u?
- ‘Ter Vesten’ mijnheer.
- Ach zo! En hoe oud was die Moeder?
- Zestig jaar.
- Reeds lang ziek?
- 'n Beroerte, mijnheer, in drie dagen gestorven...
- Och Here die sukkeles! En was 't nog 'n brave zuster?
- Wat een vraag man! Ze was koekegoed en nog springlevend acht dagen geleden.
- Wat da je zegt? Ze was koekegoed! Het zijn altijd dezelfde die d' eerste doodgaan, vriend, 'k en heb het nog nooit anders geweten. Maar al dat mij dunkt heb ik ze nog gekend. Noemde ze niet moeder Marie?
- Neen, Moeder Angelica.
- Mezinke! Nogal een dikke met een rood gezicht. 'k Heb het haar nog gezegd dat ze moest oppassen voor beroerten, ze was te hoog in bloed.
- Ja man, wat wilt ge, het zit in onze familie. Toen wenkte hij naar de andere: Kom, zei hij, het past niet, dat wij langer op café zitten... dag menheer!
- Mijn deelneming, prevelde Savatte... en mijn gebeden.
- Dank u.
De heren waren nog niet helemaal de deur uit of Savatte
veerde recht en liep naar zijn wagen, demareerde en schoot als een bezetene de straat op, te vierklauwe naar huis. Hij deed het in één trek, wat hem nog nooit overkomen was. Hij stopte bruusk voor zijn deur, zodat hij tegenaan het stuur bonkte, toen wipte hij er gezwind uit en verdween in huis. Alles wat hij bijeengaren kon aan: wit lijnwaad, mixte, handdoeken, zwierde hij in zijn wagen. Hij stopte er nog wat stukken merinos en zwarte serge tussen. Op een stuk papier merkte hij, zorgvuldig, het aantal meters en de prijzen en dit nog wel in het dubbel. Toen liep hij nog rap naar de keuken en draaide het ‘Rode-kruis-lampje’ aan, Sint Antonius ter ere. Hij schoof rap terug achter het stuur en zonder acht te slaan op ‘Sens Unique’ - Verboden doorrit - en - Garde Peere - die hem als een bezetene nafloot, omdat hij het rode stoplicht negeerde, zoefde hij in razende vaart naar Gent.
Hij vond zo maar niet dadelijk het klooster ‘Ter Vesten’ en doorkruistte reeds voor de vierde maal, al brullen en sakkeren, een en de zelfde straat, tot hij eindelijk het rilde torentje van achter een verwrongen dak naar de Hemel zag wijzen, stil viel en belde.
Een dik rond zusterke opende traag de poort en zag er nogal droevig uit.
Savatte schoof zijn klak tot in zijn nek en dan terug naar voor, beging bijna de stommiteit zijn ‘Kristelijke deelneming’ aan te bieden maar kon zich bijtijds bedenken en toen lachte hij joviaal:
- Alla zusterke, 'k ben hier met de marchandiese die moeder Angelica veertien dagen geleden aan mij besteld heeft. Ik ben wel acht dagen ermee overtijd, maar enfin, goê ware prijst zichzelf en beter goê ware dan slechte, en 't is achter de goê da 'k gezocht hebbe. 't Ja, waar gaan we heel diene bazar lossen. Kijk hier hebt ge het dubbel van de commande, ge kunt alzo nagaan of alles juist is. Juist is juist, hee massoeurke?
- Maar, mijnheer, wie bent u eigenlijk?
- Savatte! Savatte, me schoon kind, Savatte in hoogst eigen persoon. Ga maar nekeer Mamère halen, die kent mij al lang. Of is ze niet thuis misschien?
- Als het zo is, mijnheer, en het zusterke pinkte een traantje weg, dan moet ik u een droevig nieuws vertellen. Kom even mede tot in de spreekkamer en zet u wat. En om Savatte wat voor te bereiden en hem niet te zeer met het droevig nieuws te bruskeren, stotterde het zusterke: Ons moeder is sedert enkele tijd wat ongesteld... nogal hevig sedert gisteren, ze hebben haar dan ook deze morgen het Heilig Oliesel toegediend, begrijpt u? En dan ging het nogal snel achteruit en dan...
- Maar z' en is algelijk niet dood zeker, vroeg Savatte jachtig.
Het zusterke brak in snikken los en zuchtte doorheen haar warme traantjes: Toch wel, deze middag.
Savatte snakte zijn klak af, sprong recht, sloeg het ene kruisteken na het andere, al hakkelend: e nonde nonde toch, nonde nonde, als was hij van de hand Gods geslagen... e sakkerloot zou je dat kunnen peizen?
- U moet zo niet vloeken, mijnheer, u moet Godvruchtig zijn, als u het kruisteken maakt.