West-Vlaanderen. Jaargang 3
(1954)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift–
[pagina 104]
| |
MuziekMaria
| |
[pagina 105]
| |
tens. Zij verscheen in het toenmalige vooruitstrevende tijdschrift Durendal (Jrg XVII, 1910, blz. 713-721). Doch de oorspronkelijke tekst van het oratorium stamt van Leo Goemans en verscheen te Leuven in de uitgeverij Meulemans-De Preter. De Franse en Duitse vertalingen die in de klavier- en zangpartituur verschenen bij Breitkopf en Härtel te Leipzig, zijn er rhythmische aanpassingen van. Waren het geen heuglijke tijden toen onze componisten hun partituur in eigendom konden laten verschijnen? Maria werd ten andere in verschillende talen uitgevoerd. Gent, Brussel, Brugge, Kortrijk, Oostende en Roeselare alsook de Vlaamse omroep zongen de oorspronkelijke tekst. Verviers, Visé, Dol, St Mâlo, Lachine (Canada) brachten de aangepaste versies. De klavier- en zangpartituur van Maria is aangenaam om lezen. Doch, indien de schrijfwijze limpied klaar mag heten, toch schuilt er iets achter die goedgeordende noten dat enkel bij de uitvoering tot zijn volle recht komt. Er bestaat wel muziek, namelijk van enkele moderne toondichters, die wellicht omgekeerd beter genietbaar is bij het lezen dan bij het beluisteren. Misschien is voor Ryelandt's muziek, hoewel ze buitengewoon goed klinkt in orkest en meer nog in koorwerk, de wijding die uit de volks-genietbare kunst uitstraalt, de geheime oorzaak van het bizonder groot genot der rechtstreekse auditie. Geschreven of beluisterd: het is zijn muziek. Toen de Golesco schreef over een uitvoering van Ryelandt's Derde symphonie in e-klein (op. 47) mocht hij verklaren: Ryelandt est admirablement lui-même. (Durendal, XXI, 1914, blz. 153). Hier zou ik om meer dan één reden zeggen: Il est adorablement lui-même!
Slaan we nu even de partituur open. Zij beslaat 110 pagina's. Op de korte Inleiding en de Proloog (Eva) volgen de IV delen van het oratorium: Mater Salvatoris, Mater Amabilis, Mater Admirabilis en Mater Divinae Gratiae. De uitvoering schijnt wel bedacht in 2 delen. De Parte 3 en 4 zijn zeker geschreven zonder tussenpoos. Het korte tweede deel Stabat Mater speciosa of Maria aan de Kribbe heeft het derde als tegenhanger: Stabat Mater dolorosa, Maria aan het Kruis. Zonder omweg zet de Introduzione het hoofdthema in (E groot Adagio), een haast liturgisch mooie zang. Het is opvallend hoe Ryelandt nooit letterlijk een gregoriaans thema gebruikt, maar wel uit zijn aanhef en kern een eigen godsdienstige melodie weet te bouwen. Zo bijvoorbeeld zijn sierlijke Rorate in de Komst des Heeren. Eenvoudigweg zingen op een aansluitende zin in stijgend hexacord enkele sopranen de verklarende woorden:
Gij waart de mijne van den aanvang mijner wegen
en met een eeuwge liefde heb ik u liefgehad.
In een zelfde Adagio-beweging gaat de weeklacht van Eva op:
O wroeging zonder zoen noch ende
onderbroken door Schriftuurteksten door de basstemmen verkondigd:
Ik zal een haat ontsteken, o slange
tussen u en de vrouwe...
Na die klacht die eindigt in Des-groot, volgt het hernemen van het begin van het hoofdthema in F-groot als inleiding tot het eerste deel: Quod Heva tristis abstutit. Hier komt dan het eerste van die sierlijke recitativo's (tenorstem)
Daar zal een stam uit Jesse's wortel spruiten
een bloem zal rijzen hemelwaarts.
Op een zachte begeleiding vangt nu eigenlijk het eerste koor aan (allegro non troppo)
Wie is deze die opklimt uit de woestijn
zo slank en bevallig?
Zangerig en ongedwongen geven de stemmen hun contrapuntische replieken. Meer bewogen dialogeren ze bij de roep:
Daal den Libanon af, o bruid
Daal den berg af van Amana
om eindelijk breder expressivo te zingen (12/8)
Kom, mijn zuster, kom mijn gade
want gij hebt mijn hart gewond.
Een kort sopraan-solo onderbreekt de koor-dialoog
Als een lelie onder doornen
zo bloeit mijn teergeliefde
tot het pp-adagio in verticale harmoniën besluit:
Enig is mijn onbevlekte
![]()
G. Sovel, Straat met Lieve Vrouwe beeldjes. - (Studio Everaert, Oostende)
| |
[pagina 106]
| |
Het groeit uit tot een ff-fortissimo
Want is ons liefde niet sterker dan de dood!
Maar de dialoog van het koor herneemt
Daal den Libanon af, o bruid
geen vlek verschijnt aan u.
Nu komt het echt primitief tafereel van de Boodschap aan Maria. Soepel en gevoelvol is weer het recitativo, engelachtig eenvoudig de zang van Gabriel (mezzo-sopraan). Een unisono-zang van sopranen schakelt zich hier in met een eerste
Gegroet o vol van gratie
dan eerst de schuchtere vraag van Maria
Hoe zal dat wezen?
met het immer nobele voordragen van Gabriels slot der boodschap. Dan komt Eva terug aan de beurt en het koor onderlijnt haar roep tot Maria:
Spreek het reddend woord.
Het beslissend woord van Maria (sopraan) is louter eenvoud, in hexacordaal syllabisme: het lyrische ligt in het orkest dat antwoordt met het hoofdthema in D. Dan volgt een zacht koor-andante:
Gegroet o vol van genade.
Bassen eerst, dan tenoren uit het koor geven de aanhef van het Magnificat op, dat Maria, jubelend hierna inzet. Volgt het grote uitgewerkte Magnificat, in bekroning van dit eerste deel. Men kan zich wel afvragen aan wie zulke koren doen denken. Meer aan een Peter Benoit dan aan een Tinel, dunkt mij. Wel gaf Tinel heiligenlevens waar koren in optreden. Maar![]() L. Verbeeck, Madonna. - Foto Wildemeersch, Knokke-Zoute.
Ryelandt's koren zijn rechtstreekser lyrisch. Zij aanroepen Maria zoals Benoit Leie, Schelde of Rijn toespreekt. In de vocale bladzijden van Maria beantwoorden de stemmen zich bv. in het koor: Wie is deze die opklimt uit de woestijn, naar de brede zangwijze van de schepper van Vlaanderens Kunstroem. Het Magnificat van Ryelandt (waar het hoofdthema weer voorkomt als Maria zingt: zo grote wondren) is eerder een fresco à la Haendel dan een groot koor van Johann Sebastian. Arthur Meulemans zegde mij eens: Wij zijn eerder melodisten, dan contrapuntisten. Er ligt een aanzienlijk verschil tussen een Duits en een Vlaams koor: minder constructie werk, meer kleur, gevoel en gloed zoals we in dit heerlijk slot van Maria's eerste deel bespeuren. Misschien zou men wel aan koren van Brahms kunnen denken. Maar is die epigoon van Beethoven niet door het Vlaams atavisme van de meester uit Bonn aangetast? Dit Magnificat heeft ook niets van de Noord-Nederlandse nuchterheid. Hoe kon ik aan Diepenbrock denken? De opbouw van heel deze partituur van Ryelandt is solied en duidelijk. Het Wagneriaans procédé van het Leitmotiv bundelt alles tot opvallende eenheid.
*
Hoe fris eenvoudig vangt het tweede deel aan met het tenor recitatief (Lento assai in d-klein).
En 't geviel toen ze kwamen in Betlehem
aanstonds overwoekerd door de meesterlijke bewerking in Trio voor twee, sopranen en tenor-solo van het xviide eeuws Maria-lied
Lieve Moeder suyver Maeght
die voor Jesum sorge draeght,
waarop een drietal orkestbladzijden de slaap van het kindje, de aanbidding der engelen en de extase van Maria vertolken. Daarop volgt het korte slot met het recitativo
En 't Kindje wies en nam in krachten toe.
Het derde deel, Mater admirabilis, schildert Maria aan de voet van het Kruis, eerst in symphonisch voorspel waar het liturgisch Stabat Mater heel subtiel doorschemert, dan in een koor met een lyriek à la Benoit, doch mystischer getint:
Zie dat wicht is geboren
tot verderf en verrijzing
veler lieden in Israël.
Onderbroken door Maria:
Gij allen zegt, die gaat langsheen de wegen
of één leed tegen mijn leed op kan wegen!
en door Eva
Goede Maged, gunst van God
Bij die laatste zang van Eva beluisteren wij een zeer mooie mineur-voorstelling van het hoofdthema (adagio)
('k Zie) u voor 't bloedig auter staan
Na het roerend recitativo dat verhaalt hoe de Gekruisigde Maria aan Johannes, en Johannes aan Maria toevertrouwde, komt een der boeiendste bladzijden van de partituur. Het is het ongeëvenaard choraal (Largo, in As-groot) | |
[pagina 107]
| |
Moeder, die we aan Jezus danken
met een roerend moduleren van (pp) As klein naar Ces groot
die den kelk der lijdensdranken
tot den bodem hebt gedronken.
In het werk van Peter Benoit verschijnen een drietal choralen die van een zelfde diepe ontroering getuigen. Fijner uitgewerkt dan die bladzijde uit Maria zijn ze niet: men leze enkel de gang van de altstem, nl. in die tweede modulerende zin, om zich van de vakkennis en de grote betekenis van Ryelandt te overtuigen. Het slot, ietwat versierd en bewogen, leidt tot het weerklinken van het hoofdthema in een zelfde warme toonaard, dat in modulaties overschakelt naar het vierde deel: Mater divinae gratiae. Daar treedt na een viertal orkestpagina's het recitativo opnieuw op
En er werd een groot teken gezien in den hemel
Het koor breekt los in verticaal akkoorden (Largo A groot)
Wie is zij die in straten baadt
Gabriel komt verkondigen:
Zij is ten hemel opgestegen
Te midden fijne begeleidende arabesken zingt Maria nu haar teer mystieke melodie (Poco piu mosso, G groot)
Ik ben de bron der reine liefde
Zulke bladzijde kan alleen een Ryelandt schrijven. Was het zijn meester Tinel niet die eens heeft geschreven Reine zielen hebben schone dingen te vertellen (Musica sacra 53, 1952, blz. 141). Aanstonds zet het slotkoor in: Lof zij Maria, zo zingt het half-koor als een aanhoudend litanie-vers, waarover het volledig koor het bewogen en fel bewerkt Salve Regina heenzingt, met een aanhef die bij het Gregoriaans aanleunt:
Wees gegroet, o koninginne
Hier weer moet men Ryelandt's muziek beluisteren en niet enkel lezen. Er valt een klank-perspectieve te eerbiedigen. Lof zij Maria klinkt als een brokaat-motief van een op de achtergrond gehangen sierstof. ![]()
C. Verlooven, O.S.B., Maria Boodschap
![]()
L. Verbeeck, Ave Maria
Het voorplan is aan het Vlaams Salve voorbehouden met al de weelde van zijn gemoedvolle en bewogen meerstemmigheid.
Sla op ons uwe zo barmhartige ogen
zo zingt het smeekgebed. Maria antwoordt te midden der voortvloeiende contrapuntiek met het motief van haar lied:
Ik ben de bron der reine liefde.
Nu zingt zij:
Komt gij, gij die mij lief hebt nader
en treedt in mijn liefdewoon.
Op een laatste Lof zij dan Maria van het half-koor, sterft de muziek uit, als de laatste vonk van 't kaarske dat voor zo menig Mariabeeld langs Vlaamse wegen brandt.
Beatus populus cui haec sunt!
Met de herdenking van O.L. Vrouw van Smarten in de Aprilmaand mocht Meester Jozef Ryelandt zijn 82ste levensjaar beëindigen. Lang nog moge hij genieten van de waardering en de eerbied van Vlaanderen. De naam van de nederige kunstenaar die aan Maria heeft gewrocht, voor weldra vijftig jaar, zal eeuwig leven in de Vlaamse godsdienstige ziel.
DOM JOZEF KREPS, O.S.B.
Op 7 en 8 Juli 1954 wordt te Brugge een internationaal congres voor kosters en kosters-organisten gehouden. In het kader van dit congres wordt het oratorium. Maria van Jozef Ryelandt uitgevoerd op 7 Juli in de Stadsschouwburg te Brugge, onder de leiding van Aimé de Haene. |
|