Assumptio
Maria, moeder die zijt scheep gegaan
en op een wolk van engelen weggevaren,
Gij hebt Uw stad Jerusalem zien staan
in 't zilver der olijven en der maan
terwijl de dagen nog vol meimaand waren.
Gij zaagt van boven hoe de aarde was
in het rumoer en het zoet groen der kruiden,
de duinenrij van bevend struikgewas,
de heuvelen van Bethlehem vol gras
en ieder venster beedlend naar het zuiden.
Doch binnenskamers wist Gij het gevecht
met het verdriet dat 's avonds plaats komt nemen
aan ieder vuur, in ieder bed zich legt;
de dode namen die geen mond meer zegt
maar die het huis nog roept met alle stenen.
Gij hebt Uw kind zien gaan in 't morgenlicht
gelijk men gaat voorgoed, snel en bewogen
door nieuwe dingen; en het vergezicht
schoof met een kim van koren schielijk dicht
boven zijn kinderbeeld dat wegzonk uit Uw ogen.
En Gij liept eenzaam zonder toeverlaat
de weeglen op waar nog zijn stappen bloeien,
de kamers vrezend zonder zijn gelaat
in 't ledig huis waar het verleden staat
gelijk hoog water dat niet af wil vloeien.
Misschien met heimwee zijt Gij door de poort
tot voor den zetel van Uw zoon gedragen
en hebt het zevenvoudig koor gehoord
dat U zijn hulde zong en welkomwoord
terwijl de zeven hemelen U zagen.
Tweeduizend jaar geluk konden U niet
de wereld van beneden doen vergeten,
de stortzee van het menslijk leven schiet
met scherpe zoutkristallen van verdriet
nog altijd langs Uw moederlijke rede.
Dit gedicht werd bekroond in de prijskamp voor Maria-gedichten, uitgeschreven door het C.V.K.V.
Brugge, Stadhuis. Beeld door P. Henderyckx. 1926. Steen. Foto Thill, Brussel.
Ieper, O.L.V. van Tuine. xvide eeuw. Hout.
Brugge, O.L.V. van Blindekens. xivde eeuw. Ho[ut]