smaak zijn gevallen want wij kunnen nog verscheidene kelken aanduiden in ons bisdom, die precies dezelfde versieringsmotieven hebben, o.m. te Kortrijk (St Maarten), te Lo, te Menen (St Vedastus), te Poperinge (St Berten), te Zedelgem.
In de sacristie wordt nog een merkwaardig Antependium bewaard uit de eerste helft der xviiide eeuw; de bewerking ervan, in vlakgehouden goudborduurwerk met bloemenversiering in kleurzijde, schijnt eerder te wijzen op franse invloed. In de bekleding van de kaarsenbank komen twee landschap-tafereeltjes voor die getuigen van een perfekte borduurtechniek. Het is echte miniatuurkunst ‘geschilderd met de naald’ zoals de middeleeuwers het borduren noemden.
De stemmige kapel (herbouwd ca 1700) bergt onder het altaar een Graflegging met levensgrote figuren in steen. Het is een goede brok laat-gothisch beeldhouwwerk uit het einde der xvide eeuw dat jammer genoeg maar eens in het jaar (Goede week) kan bezichtigd worden. Wij vermoeden dat deze beeldengroep oorspronkelijk stond onder de koorafsluiting (vgl. met St Walburga, Veurne) die er tot stand kwam nà de godsdienstberoerten in het laatste kwart der xvide eeuw.
Uit die tijd moet ook dateren het bewaarde Triomfkruis van boven het koordoksaal, thans opgehangen in het kloosterpand. Het kruis heeft zijn beeldhouwwerk en oorspronkelijke polychromie bewaard; alleen het leliemotief aan de balkuiteinden ging verloren. De Christusfiguur vertoont treffende gelijkenispunten met deze uit de Graflegging.
Onder de stijlvolle kerkmeubelen vinden wij vooral het orgelbuffet vermeldenswaard. Het werd gebouwd in 1754 door de Kortrijkse orgelbouwer Petrus Josephus De Ryckere en draagt sierlijk snijwerk in rocaillestijl. Als bekroning prijken een paar engelkens met kromstaf, mijter en een hart; aldus hebben de zusters (Augustinessen) hulde willen brengen aan hun geestelijke Vader, de H. Augustinus.
Het oudst bewaarde kloostergebouw is zeker dit waar thans de pronkkamer is ondergebracht. Oorspronkelijk was het een grote zaal waarvan de zoldering rustte op zeven balken. Gelukkig werd er één van bewaard in de kleine refter die uit de zaal werd afgezonderd door een muur. Deze balk heeft twee gebeeldhouwde sleutels die tot het eerste kwart van de xvide eeuw teruggaan. Ze stellen een paar taferelen voor uit het leven van Maria dat waarschijnlijk volledig uitgebeeld stond op de verdwenen balkuiteinden.
Het pronkmeubel uit de beste kamer is een eiken kastje daterend van het einde van de xvde eeuw. In de laat-gothische versieringselementen van de grotere deur komt de vuurslag en het St Andrieskruis, kentekens der Bourgondiërs, voor; het bovendeurtje draagt het franse leliewapen onder een koningskroon.
A. DESCHREVEL
Wij zijn gelukkig in verband met ons vroeger artikel over ‘Het Orgel in West-Vlaanderen’ (Jg. 1953, Nr 6) hier een afdruk te kunnen geven van het orgelfront herkomstig uit Gits. Het cliché werd ons welwillend in bruikleen gegeven door de orgelbouwersfirma L. Verschueren uit Heijthuijsen. Dit orgel verhuisde ca 1895 naar de Passionistenkerk te Kortrijk; kwam in 1923 terecht bij Ingenieur G.L.J. Alexis te Luik, als salonorgel; vandaar ging het over in de collectie van Dhr André Perier. Voor korte tijd werd het door bemiddeling van de Heren Verschueren verkocht en geplaatst als balustradeorgel in de nieuwe H. Joannes Boscokerk te Eindhoven. Dit orgelbuffet, getekend 1667, houdt het midden tussen het vroegere Renaissance-meubel met zijn rustige verhoudingen en het latere Barok-ensemble waarin de versiering zich gaat bewegen over de bouwlijnen heen. Dit overwoekeren voelen wij reeds duidelijk aan in de middenpijpenbundelbekroning.
A. Deschrevel