het is alsof het nog alléén het gehele moderne kunstscheppen dat sociaal geen klankbord vindt, blijft torsen en voortstuwen.
Dit is een maecenaat dat zich waarschijnlijk subtieler en intiemer met de kunst van zijn tijd verbindt, dan ooit mogelijk is geweest in de gulste en meest grandioze monarchale opdrachten.
*
Verleden jaar liet de Duitse collectionneur dr O. Domnick, een geneesheer te Stuttgart, een selectie uit zijn rijke verzameling van moderne schilderijen op tournée gaan langs enkele Europese hoofdsteden, w.o. Brussel, waar ze met vrij veel zorg en toewijding voor ‘het publiek’ werd tentoongesteld. Bij alle edele bedoelingen, zat er iets komiek-heroïsch in die onderneming. Zijn tentoonstellingen bleven zo goed als onbezocht, en onder hen die er zich toch voor geïnteresseerd hebben, waren er genoeg die zich, niet zo heel zwakjes ondersteund door
Edgard Tytgat, Loa Loa of het Baskisch Lied, olie op doek, 1938, verz. Ir. Tony Herbert, Kortrijk.
de pers, een niet al te keurige beoordeling zowel over de verzamelaar als over zijn bezit hebben gepermitteerd...
Wat O. Domnick voor vele schilders èn voor de nieuwe kunst- en geestestromingen in zijn land betekent, zal men nochtans ooit met geen kleine maat kunnen meten.
*
In ons land bevinden zich, proportioneel gesproken, tamelijk vele particuliere kunstverzamelingen. Doch aan die vele welke, van Oost-Asiatica en kunstvoorwerpen der Primitieve Volkeren tot meesterwerken uit historische stijlperiodes, alle gebieden behalve de direct-vandaag-lévende bestrijken, werd in de onderhavige notities niet eens gedacht.
Aan privé-collecties van moderne kunst bezit België wellicht niet meer dan een half dozijn belangrijke specimens; enkele te Luik en in het Brusselse en één te Kortrijk. Het zijn a.h.w. even zovele slagaders waarop de bloedsomloop in ons hedendaagse kunstleven - en zelfs nog enigszins in dat van vreemde landen is afgestemd.
Deze verzamelingen geraken de jongste tijd onder de, in aantal vrij geringe, belangstellenden meer en meer bekend. Behoort er in ons niet zoiets als een schroom te zijn tegenover die belangrijke verwezenlijkingen waarvan het bestaan zelf in zekere zin een concreet geworden vonnis over onze van de lévende kunst afgewende gemeenschap betekent?
*
Deze uiteenlopende overwegingen leken me gewenst als proloog tot een uitvoerig rapport over één van die collecties, de T. Herbert-collectie, te Kortrijk, dat eerlang in dit tijdschrift zal verschijnen. Des te meer wijl het hier een verzameling betreft waarvan de geest ons meer dan die van de Luikse of Brusselse verzamelingen zeer na is.
K.-N. ELNO
Clichés: Ministerie van Openbaar Onderwijs, Monographieen over Belgische Kunst. De Sikkel, Antwerpen.