Gewaden St Andriesabdij. Groen. Ontwerp: Mr en Mevr. Verboven-van Rie Uitvoering: A.E. Grossé, Brugge.
expressieve mogelijkheid dragen, dus type-vormen. Het is dan ook vanzelfsprekend dat alles wat in de liturgie te pas komt,
de veredeling der kunstvormen moet ondergaan hebben. Aldus wordt de kunst, dit summum van de menselijke activiteit en de roem van het maatschappelijk bestel, de werkelijke voorwaarde en het vertrekpunt van de liturgie.
Voor het gewijde gewaad nu zijn vormen van typische kledij nodig, met een hoge artistieke waarde als kledingstuk. Dit zullen gewaden zijn met een hoogst mogelijke expressieve waarde, die door het feit zelf, een bestendige en universele waarde krijgen. Alwat in die zin door de menselijke gemeenschap werd voortgebracht is nog zeer weinig. Het beste ervan wordt door de Kerk als liturgisch gewaad bewaard; het zijn in feite de Grieks-Romeinse gewaden. Van het ogenblik af dat de gemeenschap de expressieve waarde van de vormen prijs geeft voor de zuiver materiele behoefte van het lichaam, daar behoudt de Kerk de producten van een op menselijk plan hogerstaande maatschappij. Het lijkt dan wel dat de Kerk deze gewaden zelf schept, maar in feite bewaart zij slechts wat haar vroeger door de menselijke gemeenschap werd geschonken. En wat meer is, de Kerk bewaart eigenlijk deze gewaden als een herinnering en een voorbeeld, tot op het ogenblik dat de gemeenschap deze volmaaktheid zal terugvinden.
Men kan zich nu vrij vlug een idee vormen van de gegrondheid van de traditionele vorm in het liturgisch gewaad.
Een kledingstuk, voor het lichaam ontworpen, moet door zijn vorm zelf tonen dat er een relatie bestaat met het lichaam. Slechts daarop kan het verstand aanstonds allerhande andere verhoudingen enten, eenvoudig omdat ze analoog zijn. Het is een kwestie van afspraak en instelling. Zoals het gewaad b.v. de betrekkingen in de gemeenschap kan uitdrukken, zo zal het, op liturgisch gebied, door instelling, de uitdrukking worden van de verhouding tot de bovennatuur, namelijk: het gewaad is voor het lichaam, wat de genade is voor de ziel. Dat gaf trouwens reeds Sint Paulus het recht te spreken over: Zich bekleden met Christus.
Er mag wel even aan herinnerd worden dat deze toepassingen niet behoren tot het eigen object van de kunst. Het is nochtans de kunst die ze mogelijk maakte, door het cultiveren van die eerste expressiviteit waardoor de verhouding van het kleed tot het lichaam duidelijk werd gemaakt. Welk is nu die eerste verhouding? Wat betekent: een menselijk lichaam omkleden? Het komt er eigenlijk op aan een driedimensionaal lichaam, eerst als voorwerp beschouwd, te omhangen met een platte stof. Men kan dit op om het even welke manier doen, mits het lichaam wordt bedekt. Dit omkleden kan alleen geschieden op een typische wijze.
Om dit te verwezenlijken komen hier twee wijzen in aanmerking, die men zou kunnen vergelijken met de twee elementaire vormen van de bouwkunst, namelijk de dubbele tentenvorm. Eerste type: men plant een paal en men omringt die paal met zeildoek in de vorm van een kegel. Tweede type: men gebruikt twee palen, die men bovenop met een derde verbindt, en op die horizontale lijn hangt men het doek. Dit zullen dan ook de twee oorspronkelijke types worden van de kledij. In het eerste geval werpt men het gewaad rond het lichaam, en in het tweede hangt het van de schouders af langs voor en langs achter. Het zijn de chitoon en het himation van de Grieken, de tuniek en de mantel van de Romeinen.
Het lichaam dat moet omhangen worden, heeft niet alleen een materieel bestaan, het leeft ook. Dit leven openbaart zich in zijn spontane beweegbaarheid. Bepaalde delen van het lichaam zijn vast, andere beweeglijk. De klederen zullen dus op de vaste gedeelten steunen en voor de rest afhangen. Er zullen zich plooien vormen, die in alle richtingen kunnen woelen. Opdat ook die vouwen tot de expressiviteit van het gewaad zouden bijdragen, moeten ze zich eveneens vertonen op een typische manier. Dit plooienspel kan uitgaan van één steunpunt en dus vertikaal uitvallen, ofwel van twee steunpunten en uitvallen in horizontale lijnen. Aldus de chitoon, waarvan de drapering vertikaal is en het himation, waarvan het plooienspel rondloopt. Klassieke dalmatieken en kazuifels komen hier volkomen mede overeen.
Het lichaam dat moet bekleed worden draagt tenslotte een gevoelsleven, het is begaafd met zinnen die onbedekt moeten blijven: het gelaat zal volledig vrij blijven, alsook, hoewel in mindere mate, de uiteinden van de ledematen. Ook dit minder of meer bedekken van de verschillende delen van het lichaam zal op een typische wijze gebeuren.
In het klassieke gewaad zijn al deze elementen van expressiviteit op uitmuntende wijze verzorgd. Deze gewaden worden aldus uitstekend geschikt om verrijkt te worden door de bovennatuurlijke betekenis die de Kerk er aan hecht, d.i. om te dienen als teken. Deze expressie kan zich slechts enten op die vormen welke daarvoor reeds ontvankelijk werden gemaakt. Het is dus van het grootste belang dat wij aan deze grondeisen van kunst en liturgie voldoen, willen wij aan de gewaden en aan alle andere voorwerpen die de Kerk in haar eredienst gebruikt, hun volle betekenis schenken.
DOM XAVIER BOTTE, O.S.B.