West-Vlaanderen. Jaargang 2
(1953)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 248]
| |
Jo Maes, Postgebouw te Oostende (Foto Michael Oostende)
| |
Ontmoeting met enkele keramiekersALFONSO D'ESTE, Hertog van Ferrara, wilde zijn bruid, Lucretia Borgia, een reusachtige porceleinen drakenschaal aanbieden. Het kunststuk moest te land en te water uit het Verre-Oosten worden aangevoerd en het kostte vijftig lijfeigenen. En ook August de Sterke zou mensen geringer schatten dan porcelein, want voor acht-en-veertig vazen, de zogenaamde dragondervazen van de Koning van Pruisen, stond hij een dozijn stevig uitgeruste élitesoldaten af... Die tijd lijkt zeer ver vervlogen, wanneer men vaststellen kan hoe ook de gewone burgerman zich op onze dagen het bezit van aardig kunstaardewerk kan veroorloven. Aardig Kunstaardewerk? Stellig! En nochtans een kleine waarschuwing mag hier wel even opklinken: wat al prullen, wat al smakeloos ge-importeerd maakwerk wordt ook thans nog in vele huizen binnengesmokkeld! Er is een hoge nood aan een gestadige, flink geleide opvoeding van de kunstsmaak. De voorstellingen van diverse aard, die hier volgen, mogen vooreerst een kennismaking zijn met het vaak onbekende stukje eigen schoon, en anderzijds een aanwakkering om goed en schoon te kiezen alvorens een nieuw stuk wordt aangekocht om woonkamer of salon te versieren. Kunstaardewerk zal wel zo oud zijn als de mens. Ook in ons land werd het pottenbakkersbedrijf reeds ten tijde van de Romeinen beoefend. Op- en neergaand met de algemene toestand van de volkeren, heeft het zich ontwikkeld, steeds afgestemd op de actuele kunststijl. Sinds de zeventiende
Jo Maes
eeuw vooral werd deze kunst in ons land op tal van plaatsen bedreven, en hoewel in dit domein nog veel te onderzoeken valt, staat het toch vast dat onbetwistbaar goede producten werden vervaardigd in de pottenbakkersbedrijven van Kortrijk, Brugge en Torhout.Ga naar voetnoot1 Sinds enkele jaren nu kan men ook in onze streken een uitgesproken en ernstige wederopbloei vaststellen van de keramiekkunst, in het kader dan van een algemene heropleving, of althans van een artistieker vormgeving in de toegepaste kunsten. Eén van de oorzaken van dit verschijnsel is zeker de drang naar het mooie, aesthetisch verzorgde sier- en gebruiksvoorwerp. Deze groeiende drang vindt ongetwijfeld ook zijn uitleg in het algeheel streven naar verheffing van het volks-culturele levenspeil, de smaakvoller verzorging van het intérieur, en de versiering van woningen en openbare gebouwen. Zo talrijk als de soorten aardewerk (gebakken aarde, gleiswerk, steengoed, zandsteen, porcelein en andere), zo verscheiden zijn ook de werkmethodes, al naar gelang de materie, de noodzakelijkheid van decoratie, de practische inrichting van het atelier, en niet in het minst de vaardigheid van de kunstenaar zelf. Over het algemeen nochtans wordt de klei (of die nu inheems is of ge-importeerd) gemengd met water en diverse chemische stoffen, zoals kaolin (Chinees: van hoge graad, die de hardheid, feldspath dat het glasachtige uitzicht, en kwarts, dat de plasticiteit geeft) tot een nog vrij zachte, maar toch handelbare brij. Deze brij wordt dan ofwel in een vorm (moule) gegoten, ofwel met de hand tot een vorm gedraaid op een draaischijf. Tijdens het draaien en onder de greep van de hand, groeit de klomp klei tot een bord, een schaal, een vaas of een kruik. Deze ruwe massa gaat dan een eerste maal in de oven, door het vuur, dat diep en blijvend de vorm in de materie drijft. Hierop begint, indien dit voor het concrete werk noodzakelijk is, de voornaamste en ook de delicaatste arbeid: de versiering. Dit is het eigen domein van de kunstenaar. Nadien gaat het geheel, al of niet bekleed met lood-, tin- of zoutglazuur, opnieuw in de oven. Dit tweede, en ook soms een derde contact met het vuur, doet de kleuren leven en het bestrijksel glanzen. Het werk is af. | |
Uitmuntend architecturaal bindmiddelIn het hier volgend kort overzicht van de keramiekkunst bij enkele Westvlamingen, zullen zeker kunstenaars, en misschien voorname, worden vergeten, omdat het keramiekbedrijf een bij uitstek stille, trage en huiselijke arbeid is, en omdat er, althans sinds de jongste oorlog, nog maar een drietal exposities van kunstaardewerk in de provincie werden ingericht. | |
[pagina 249]
| |
Keramiek van Joost Maréchal, Eeklo
Vooreerst dient beschouwd het keramiekwerk met een monumentale, architecturale functie, gewoonlijk dus het basrelief, dat dienen moet om een huisgevel, een kerk, een concertzaal enz. te versieren, en dat ook in de moderne architectuur, grote toekomst heeft. Het keramiekpaneel kan hier inderdaad veel warmte en leesbaarheid bijbrengen. In dit verband moet zeker gewezen op het werk van verschillende keramiekers, die eerder occasioneel het basreliefwerk in hun arbeid betrekken, zoals de nog jonge Paul de Knock (Kuurne) met een aardig, ietwat uitheems aandoend basrelief boven een tuinpoort, zoals Joost Maréchal (Eeklo) die diverse beeldhouwwerken van Cyril Maertens in keramiek heeft uitgevoerd, zoals Rogier Vandeweghe (Beernem) die een paar timpanen in de St Andriesabdij, naar een ontwerp van Michel Martens, heeft uitgewerkt. De onlangs volledig hervormde firma Noceram te Kuurne schijnt zich speciaal toe te leggen op de monumentale decoratie in gebakken aarde. De Onze Lieve Vrouw Ter Zee, verschillende motieven uitgewerkt rond een haard, lijkt echter een té overladen ensemble. Ook andere werken van dit huis, zoals O.L. Vrouw Ter Ruste en het niet onaardige tuinstuk Spelende kinderen met geit, zitten blijkbaar nog te zeer vastgeankerd in eerder traditionele formules. Het is evenwel niet onmogelijk dat straks ook hier een nieuw geluid zal gehoord worden. De voorkeur van de dertigjarige Oostendenaar Jo Maes gaat rechtstreeks naar de monumentale schilder- en basreliefkunst in direct verband met de architectuur. Reeds in 1943 behaalde deze kunstenaar de koninklijke medaille voor sierkunst en benevens enkele andere voorname prijzen, werd hem in 1946 de koninklijke medaille voor binnenhuisarchitectuur toegekend. Om zich practisch op beide gebieden verder in te werken, verbleef Jo Maes tot 1948 in de firma Galeyn te Oostende (woninginrichting) en werkte hij tevens in de firma Neoceram te Nieuwpoort (waar ook enkele werken van Pierre Caille en Strebel werden uitgevoerd). Naast ongetwijfeld goedgeslaagde vitraux in de nieuwe kursaal van Oostende (waar ook een sober, maar, vooral wat de techniek betreft, interessant keramiekpaneel van Pierre Caille te bewonderen is) en een keramiekstuk Onze Lieve Vrouw van Fatima in de St Petrus en Pauluskerk aldaar, verdient hij hier bizondere aandacht voor de wandversieringen in gepolychromeerd basrelief-keramiek, en gezandstraalde marinedallen in het nieuw postgebouw te Oostende. Bij een eerste aanblik reeds treft de monumentaliteit van dit werk. De onderwerpen zijn met brede zwier behandeld, symbolisch, zowel in de vorm als in de kleur. Maes' verdienste ligt hier vooral in zijn eerbied enerzijds voor de architecturale functie van zijn werk, en anderzijds voor de materie, een eerbied die bizonder treft in de uitwerking van de meermin, het menspaard en de bomen. Het is verheugend dat ook mensen van onze streek met werken die onbetwistbaar naast vele vreemde mogen staan, hun aandeel bijbrengen in de versiering van openbare gebouwen. Het werk van Jo Maes verdient dan ook ten volle de aandacht. | |
Het kleinere sierstuk in keramiekHet kleiner aardewerk ligt vaak in het grensgebied tussen kunst en handel... Hier raken wij gevaarlijk dicht het netelig vraagstuk van de sociale toestand bij de beeldende kunstenaar. ‘D'een drukt papier en d'ander catoen, en beiden is 't om poen te doen’ zo luidt een opschrift in het Sterckshof te Deurne. Een diepere uitwerking van dit probleem zou ons te ver leiden, en bovendien werken thans enkele Westvlaamse keramiekers, die, al hebben ze 't vaak lastig, en willen (en moeten!) zij hun cent verdienen, toch liefst werk presteren waarin ze helemaal vrij zijn gelaten, en waarin zij iets van hun eigen artistieke visie kunnen bakken. Reeds in 1935 voerde Joost Maréchal zijn eerste keramiekwerk uit in zijn atelier aan de Singel te St Andries. Eigenhandig had hij er met werkelijk primitieve middelen een draaischijf en een oven gebouwd. Aan de akademie te Brugge (waar hij later leraar werd) had hij een eerste artistieke opleiding genoten, die hij wist te volmaken aan het hoger Instituut Sint Lukas te Gent (waar hij thans professor is) en aan het Hoger
Joost Maréchal, Calvarie (Keramiekpaneel) Foto Schets, Gent.
| |
[pagina 250]
| |
Keramiek van Robert Weghsteen
Instituut voor Sierkunsten te Brussel, waar hij o.a. Henry Van de Velde en Gustaaf Van de Woestijne als leraren had. In al die jaren heeft Joost Maréchal een benijdenswaardige vaardigheid als keramicus verworven, en wanneer men in zijn ruim atelier te Eeklo wandelt, kan men precies de artistieke lijn volgen in dit vele werk. Elk stuk heeft, tijdens die vele momentopnamen van artistieke smaak, de vaardige indruk, de grijpgrage streling gekend van zijn kloeke hand. Elk stuk vond stevigheid en glans in de vuurdoop: aardige koffie- en theestellen, gelegenheidsborden, pronkschalen, kruisbeelden, inlegtegels rijen zich naast elkaar langs de muren. Vele werken eisen een speciale techniek. De witte vlakken bijvoorbeeld in zijn merkwaardige Calvarie, zijn in de materie uitgekrabd. De lichtjes gereleveerde kruisfiguren in zwart, donkerrood en vuil-goud, tekenen zich scherp af tegen het doffewit van het paneel, en verhogen zeer treffend de betekenis van het gebeuren rond de kruisboom. Andere werken zijn oxyderend of reducerend gebakken. Nog andere werkelijk wondermooie kunstwerken hebben koperoxyde als kleurbasis. Deze rijke decoratieve kleur tovert op vazen en kruiken de hele gamma van rood tot groen, die op iedere plaats en bij elke lichtval
Keramiek van Robert Weghsteen
telkens andere effecten oproept. Mat en warm-zacht is het glazuur op de tegels van een aardig salontafeltje. En de kunstenaar schrikt ook niet terug voor zelfs gedurfde kleurexperimenten, zoals het gebruik van ongelijk geglazuurd zwart, donkerrood of donkergroen als ondergrond voor de decoratieve schotel. Het zoeken is hem steeds lief. Ongelooflijk zijn de verrassingen die men bij dit werk kan bekomen. Maar dit is nu precies het passionante van dit vak. Hij die vertrok van de namaak van oud-Torhouts aardewerk, durft thans ook, en met groot succes, de modernste abstracties aan in zijn keramiekwerk. Hetzelfde zoeken en eenzelfde kommer om de volle schoonheid van het verworven kunststuk vinden wij terug in het beste glaswerk van Joost Maréchal. Want ook in het glazeniersvak is deze kunstenaar zeer bedreven. In tal van Westvlaamse kerken en binnenhuizen hangt zijn werk ten toon: St Pietersabdij te Steenbrugge, St Godelieveabdij te Gistel, Kloosterkapel te Mariakerke, Instituut O.L. Vrouw ten Bunderen te Moorslede, parochiekerk te Wijnendale enz... Joost Maréchal is tenslotte niet alleen zelf een alzijdig en bedreven artist, die durft voorop gaan, maar hij is tevens (en dat mag hier wel eens onderlijnd) een eerlijk kunstenaar, die bij tal van jongeren de goede smaak heeft gewekt, en het
Robert Weghsteen tijdens zijn laatste expositie te Brugge.
initiatief heeft aangemoedigd. Onder de jongeren die op het gebied van de kunstkeramiek vooraan komen, moeten stellig twee kunstenaars vermeld: Robert Weghsteen van Assebroek en Rogier Vandeweghe van Beernem. De 24-jarige Bruggeling Robert Weghsteen wordt als hij kieskeurig en zelf-critisch blijft als thans, stellig een keramicus, die zelfs in het land en daarbuiten zijn woord zal mogen meespreken. Zijn jongste en eerste expositie te Brugge, was voor velen een openbaring. Na het middelbaar onderwijs studeerde Weghsteen aan de St Lukasscholen te Gent en te Doornik, en daarop, en tot voor kort, aan de National School of Art te Londen. Daar heeft hij kennelijk de liefde voor het vak bij zichzelf verstevigd gevoeld, en kon hij tevens in een instructief en verruimend internationaal contact en onder uitstekende leiding (o.m. van de bekende Bernard Leach) de nodige vaardigheid opdoen, die in het keramiekvak van uitzonderlijk belang is. Zijn werk kan nieuw lijken, als het in één rij komt te staan met dat van anderen. Het is nieuw en oud, want Weghsteen gaat terug naar het allereerste begin. Hij eerbiedigt het nuttigheidsdoel van het keramiekwerk, werkt met klei van onze streek en houdt zijn kleuren zo dicht mogelijk bij de kleur van de goede aarde. Maar zijn voorliefde gaat (althans tot nog toe) naar de oeroude dierenmotieven, vissen, vogels, paarden, krokodillen, die hij in een gamma van heldergeel tot donkerbruin en via alle mo- | |
[pagina 251]
| |
gelijke schakeringen en glazuurtechnieken tot het leven roept. De kunst is een goede toverfeeks. Alle oorspronkelijke kunst draagt een magisch karakter. Of wij nu onze blikken wenden naar de voorgeschiedenis, de schetstekeningen op skandinavische klippen, de holschilderingen van Altamira, aan de grondstroom van een magische, toverachtige doelstreving bij de jonge kunstscheppende mensheid valt niet te twijfelen. Dat was zo, en dat is zo, omdat de mens in de kunst altijd jong is. Het onderscheid tussen het scheppende genie van een ijstijdmens, die de heer der dieren voorstelt als de vroegste godsgedachte bij de uit de nevelen der tijden naar voren tuimelende mens, van een oud-Egyptische reliefvormer, die de sperwer met de zonneschijf in de snavel modelleert, van een Gotische madonnasnijder of van een Congo-neger, die in zijn voorouders-sculptuur het gesprek opneemt met de machten van het jenseits, van een jong en eerlijk modern pottenbakker of keramicus, al dit onderscheid schijnt slechts relatief. Wat elk van hen heeft geschapen was met heilige ernst vervuld. Deze grootheid is constant. Die grootheid benadert men misschien nog van ver, tijdens het bewonderen vooral van de schalen die Weghsteen heeft uitgevoerd. En wat meer is, elk stuk dat uit zijn oven komt, heeft naast het artistiek karakter, ook het nuttig functioneel doel behouden: zo bijvoorbeeld enkele koffie- en theestellen, die qua vorm, lijn, volume en kleur gaaf en schoon zijn, maar die tevens werkelijk kunnen gebruikt worden. Zijn dergelijk werk, in grès uitgevoerd, veronderstelt een grote materie-zuiverheid en een zeer delicate
Keramiek. Rogier Vandeweghe, Beernem. - Foto: M. Hooft, Knesselare.
techniek - bizondere zorg dient besteed aan het bestrijksel en vooral aan de temperatuur van het bakken. Het beste van Weghsteen's werk, vooral dan de dierenschalen en enkele fijne serviezen, wettigen ten volle zeer hoge verwachtingen. Het kunstaardewerk van Perignem, de rake en zinvolle firmanaam, waaronder Rogier Vandeweghe zijn bedrijf heeft gesteld, heeft in de provincie en daarbuiten reeds een goede klank. Deze jonge sierkunstenaar opgeleid in het St
Keramiek. Rogier Vandeweghe, Beernem. - Foto: M. Hooft, Knesselare.
Lukasinstituut te Gent, die onlangs ook de binnendecoratie heeft uitgevoerd in de kerk te Kaaskerke, mag reeds terugblikken op een aanzienlijk aantal kunstwerken. Zijn bedrijf, aanvankelijk gestart te Aalter in Oost-Vlaanderen, is thans te Beernem uitgegroeid tot een ruim atelier, waar werk van alle slag, ook van alle artistieke kwaliteit, wordt geleverd. De persoonlijkheid van de kunstenaar overheerst evenwel in bepaalde keramiekproducten, waarin wij de losse zwier van de tekening, en de sobere kleurenkeuze wensen te onderlijnen. Het is merkwaardig en bijna wonder hoe de kunst, niet in het minst de vrijstaande en monumentale beeldhouwkunst, de toegepaste kunst en de zogenaamde kleinkunst - van primitieve volkeren, sinds meer dan een halve eeuw, lang niet de slechtste beeldhouwers en kunstschilders van Europa aantrekt, ja fascineert. Het is nochtans niet juist te beweren dat Picasso in 1907 de negerplastiek, en Gauguin reeds in 1891 de Zuidzee-kunst hebben ontdekt. Deze kunstproducten zijn sinds eeuwen bekend, maar ze werden tot vóór deze eeuw alleen beschouwd als curiosa of als waardevol ethnografisch materiaal. Wat de kunstenaarsbent nu sinds enkele jaren heeft verwonderd, was de kunstwaarde van deze op het eerste gezicht bizarre, zeldzame en barbaars aandoende vormen en decoraties. Deze bedenking valt ons te binnen bij het bekijken (en bewonderen!) van het jongste werk van Rogier Vandeweghe, enkele vrijstaande beeldjes in gebakken aarde, zeer expressief | |
[pagina 252]
| |
Keramiek van het Atelier Willemijns te Brugge. - Foto Demey, Brugge.
geboetseerd en vreemd geglazuurd. Men zou deze werken een invloed willen verwijten van bepaalde producten uit Vallauris, de vallis aurea waar Picasso, Chagall, Marchand, Maillol en anderen inderdaad sinds enkele jaren dergelijk in feite niet direct functioneel aardewerk uitvoerden of ontwierpen. Werken in die aard van Picasso, die uit de kruikvorm voortvloeiden zijn tegenover bijvoorbeeld het wezenlijk primitieve van Congo-kruiken uitsluitend denkwerk. De vermelde beeldjes van Vandeweghe daarentegen dragen stellig een groter bezieling. Het geheel is leesbaarder uitgewerkt en bergt tevens een dieper en alzijdiger expressiviteit. Deze kunststukken, die naast de vele borden, kruiken en schalen die in het atelier Vandeweghe werden vervaardigd, gaaf zijn geboetseerd, puik gepolychromeerd en met vaardige hand geglazuurd, zijn wellicht een eerste stap om al het prullerige maakwerk, dat nog op tal van schoorsteenmantels en meubels prijkt, beslist en dan in de werkelijke zin van het woord, onder de hamer te brengen. Naast zijn veelbelovend beeldhouwwerk levert ook Lucien Degheus van Poperinge sinds enkele tijd even belangwekkend keramiekwerk. Anderen zoals Paul de Knock en Marc Stockman uit Kuurne, Maurice Vermeersch uit Heule enz. zijn alle even goede beginnelingen, die wij hier echter niet uitvceriger kunnen behandelen, omdat hun werk, hoe lofwaardig hun eerste greep ook is, nog te jong en te onvoldragen aandoet. Jaren geleden reeds bestond aan de rand van Brugge het
Keramiek van Lucien De Gheus, Poperinge. - Foto Verdonck, Poperinge.
atelier voor kunstaardewerk Willemijns. Is deze pottenbakkersfamilie, van Kortrijk en vroeger (1820) van Tielt afkomstig, verwant met de Torhoutse school, die in de achttiende eeuw het land door was bekend? De ontdekking door dhr Neuhuys (Van Maerlantmuseum, Damme) van een voetwarmertje in gebakken aarde en keurig, doch sober gedecoreerd en dat getekend is Willemijns, pottenbakker, Torhout mag wellicht in die richting wijzen. Jarenlang althans heeft de firma Willemijns dit oud-Torhouts nagemaakt, en tevens het zogenaamd Vlaams aardewerk in alle mogelijke vormen geproduceerd: blauw-geel en bruin mals geglazuurd werk, dat op talloze plaatsen en vooral te Brugge als toeristisch souvenir wordt aangeboden. Hoewel dit aardewerk niet altijd artistieke waarde draagt, toch wordt er in dit atelier gestreefd naar een voortdurende verniewing,
Keramiek van P. De Knock, Kuurne.
zij het niet in polychromie, dan toch in vorm. Naast dit werk dat rechtstreeks voor de handel is bestemd, blijft er in het atelier Willemijns, gelukkig, plaats en tijd over voor het experiment en voor het volledig artistiek verantwoorde kunststuk. Talloze schalen getuigen hiervoor, en niet in het minst een kleine collectie aardige kruiken, sober van kleur, maar vooral distinctief voor de vorm en de gave afwerking.
*
Dit overzicht van het werk van enkele Westvlaamse keramici is stellig nog te bondig. Over elke kunstenaar, vooral over de voornaamste, zou zeker veel dieper en uitvoeriger kunnen gehandeld. Laat dit geschrift dan een inleiding worden, een eerste ontmoeting met een kleine groep kunstenaars die zeer bescheiden en eerder teruggetrokken werken, maar die niettemin alle aandacht verdienen. In zijn slotstuk van Faust zingt de wijze Goethe: Alles Vergängliche ist nur ein Gleichnis. Maar zelfs de aaneengelijmde stukken van een werk in gebakken aarde toveren nog dat vleugje poëzie in de kamers waar wij dagelijks komen, en die bij uitstek een spiegel moeten zijn van onze liefde tot het Schone.
FERN. BONNEURE |
|