Stijlen en ornamenten
Steeds heeft de mens getracht het schone aan het nuttige te verbinden. Reeds van in de verre voorgeschiedenis wilde de mens datgene wat hij dagelijks nodig heeft door lijnen en versiering een aangenamer uiterlijk geven. Iets van zijn eigen ziel wil hij daarin leggen. Elke mens is een kind van zijn tijd en daarom juist heeft elke periode in de geschiedenis een eigen manier van uitdrukken: een eigen stijl. Meer nog dan elders kan de stijl teruggevonden worden in de toegepaste kunsten en meer speciaal in de meubels. Naast de vorm zelf en de constructie speelden de ornamenten een belangrijke rol in de geschiedenis van het meubel. Meer nog dan in de vorm, die om meerdere redenen conservatief blijft, uit de tijdgeest zich in de wijze van versieren.
Het hoofdmeubel in de Romaanse periode is de koffer, meestal verkloekt en versierd met ijzerbeslag. Na de kruistochten, die vele ridders met de verfijnde beschaving van het Oosten in contact brachten, veranderen de behoeften. Handel en nijverheid verhogen trouwens de welstand. Eerst in de xivde eeuw breekt de Gothische stijl door in de meubels. De bloeitijd valt in de xvde eeuw en in de eerste jaren der xvide eeuw. Juist zoals in de bouwkunst is het Gothische meubel logisch geconstrueerd. Het is een geraamte van steunende delen - stijlen, dwarsregels en posten - opgevuld met dunne panelen, versierd met ornamenten en beeldsnijwerk. Bij ons zijn de meest typische versieringen de briefpanelen (zie bahut van de Potterie) als geplooide bladen papier, lederversieringen (navolging van de ledertechniek) en maaswerk, Gothisch traceerwerk van vensters, gegrepen uit de bouwkunst (zie koffer van Gruuthuse). De meest voorkomende meubeltypes zijn: koffers, kasten, (bahut, buffet) en banken.
In het begin der xvide eeuw breekt de Renaissance door en we zien beide stijlen nog een tijdlang naast elkaar voortleven. In de eerste helft blijft de vorm van het meubel nagenoeg dezelfde en verandert alleen de ornamentatie. Ornamenten uit de oudheid zijn volop in zwang: klassieke pilasters, ballusters, medaillons, loverkransen, grotesken en maskers. In de tweede helft der xvide eeuw verandert ook de constructie en opvatting. De lijnen van het meubel herinneren nu sterk aan deze van de Renaissance-bouwkunst. De ‘Vlaamse Stijl’ verspreidt zich ver over onze grenzen heen. Zoals in andere kunstvakken streeft men ook in de meubelkunst naar evenwicht in de compositie en in de versiering. Naast de verschijning van de stoel - een vereenvoudigde zetel -, en de eettafel blijven de vroegere meubelsoorten in gebruik.
In het begin der
xviide eeuw duikt de
Barok op. De symmetrie en de rust der Renaissance verdwijnen om plaats te maken voor assymmetrie en beweging, terwijl men vooral naar effecten streeft. De versiering komt los van de constructie en neemt een steeds groter belang in. Meerdere houtsoorten komen in gebruik: ebbenhout, palissander, palmhout... Om het meubel rijker uit te werken worden nu ook versieringen opgelijmd. Reliefs met figuren of taferelen bevolkt geven een uitzicht van weelde en pracht. Gedraaide zuilen, panelen met lijsten en levendige friezen verhogen de beweging. Typisch voor de eerste helft der
xviide eeuw is de bolpoottafel en het
Kast met twee verdiepingen in Renaissancestijl. 1e helft der xvide eeuw. Museum van O.L.V. der Potterie te Brugge. - Foto A.C.L. Eigendomsrecht Commissie van Openbare Onderstand te Brugge.