| |
| |
| |
Kunstschilders om en in Veurne-Ambacht
Karel van Lerberghe (1893-1953)
Karel Van Lerberghe behoorde tot de piotten-kunstenaars van 1914-1918, een J. English, een Sam De Vriendt, een Van Sassenbroeck, een Van Ballenberghe, die het niet geringe voorrecht hadden in hun direkte nabijheid een geestelijke vriend en leider te bezitten als wijlen de heilige priester-kunstenaar en krijgsaalmoezenier E.H. Nobels.
Wij kunnen hier niet het globaal oeuvre van de kunstenaar onder de loupe nemen. Na zijn eerste periode, hem bizonder door West-Vlaanderen geinspireerd, toen hij landschappen penseelde, die bijwijlen als glasheldere sprookjes aandeden, kwam hij zich te Gent vestigen. En toen bracht hij allerhande stadsbeelden op doek (naderhand ook te Oudenaarde, Kortrijk en elders) waarmede hij afdoende zijn hoedanigheden van monter tekenaar, bewees. Meteen kwam er ook een meer viriel accent in zijn koloriet, al bleef zijn palet het liefst afgestemd op een breed-decoratieve en evenwichtige evocatie. Zijn bladvulling was doorgaans perfect harmonisch, en decoratief. Het kon ten slotte wel een formule lijken, maar het was er een met vele bekoorlijke momenten. Naderhand verbleef hij geregeld in het Zuiden, vanwaar hij menige pochade medebracht. Ook schilderde hij tussenin marines, en ontpopte zich in de laatste jaren tot een stillevenschilder, die vooral in een bescheiden en intiem formaat, voortreffelijke aristocratische dingen leverde. Onder dergelijke werkjes waren er echte parels. Kortom, na de nodige zifting welke zich bij iedere productief kunstenaar opdringt, blijft er in het oeuvre van Van Lerberghe voldoende schoonheid aanwezig om te mogen getuigen dat hij
E. Ollevier Molen van Eggewaartskapelle.
over een fris en verfijnd talent beschikte. Een talent waarmede hij in menig doek de rol van charmeur heeft gespeeld. Jef Crick
| |
Jos van Belleghem
Kort na 1920 is hij te Veurne komen wonen, en al deze jaren - dat zijn er meer dan dertig! - is hij één geworden met dit land. Van Belleghem is schilder bij Gods genade. Hij moet niet zoeken naar moderne vormen en kleuren, naar gewaagde experimenten; hij bleef trouw aan de eigenheid van het Veurne-Ambachtse landschap. Jos Van Belleghem is dan ook in de eerste plaats een landschapschilder. Het keren der seizoenen, het wisselen der kleuren bij dageraad en avondrood, bij zonnebrand en storm, bij sneeuw of regen, de poëzie der morgenmisten, het waas van deemster en schemer, het kolken en wervelen van het wolkenschof. Dit alles biedt duizend en één mogelijkheden, die bij hem volle verworvenheden zijn geworden Daarom is zijn werk, hoe herhaaldelijk hij ook dit landschap schildert, niet eentonig. In ongeveer alle werk van
K. Van Lerberghe, Effene vlakte, diep verschiet.
| |
| |
hem domineert de hemel van zee en polder, dit festijn van licht en wolkenspel. Die hemel vervult ruim de drie vierden van het tafereel. Boerenhoven, burchten gelijk. Bomen, gefolterd door de wind, tot martelaars gegeseld, bomen waarop vaak de harmonieuze compositie van zijn tafereel rust, in evenwicht gehouden door de gestrekte lijn der diepe einders. In de laatste jaren treedt de mens op in het landschap. De mens aan de arbeid. De pikkers in hun volkse kleuren, ondergedompeld in de weelde van het koren. Elders is het een machtig gespan dat de polder bedricht. Thans schildert hij ook de zee, duinen, visserskoppen, bloemen... doch onweerstaanbaar dwingt hem de oude vertedering naar het landschap der Veurnse kasselrij terug. Ik ben er blij om. Want met zijn dichterlijke blik en zijn lyrische visie schenkt hij ons persoonlijk, dus artistiek werk. Van Bellegems werk blijft een treffend voorbeeld van concrete, figuratieve kunst, die adel en ontroering blijft schenken aan alle volkslagen. Hij leert ons te zien. Hij geeft ons de eeuwige schoonheid van het Veurne-Ambacht mede. F.R. Boschvogel.
| |
Kunst-etser van Gucht
In het kleine, stemmige kustplaatsje Sint Idesbald woont de kunstenaar Van Gucht. Hij werd geboren te St Jans-Molenbeek in 1913 en heel vroeg reeds wist hij zijn tekenvaardigheid scherp te ontwikkelen. Na de academie van Brussel volgde hij de cursussen in het Hoger Instituut te Antwerpen, waar hij Isidoor Opsomer als leraar had, en waar hij zich ontpopte tot een heel flink etser. Even voor de jongste oorlog werden een vijftigtal van zijn werken aangekocht door het Brussels prentencabinet. Van Gucht bezit een collectie van 3.000 etsen, die hij medebracht van talrijke reizen in Zwitserland, Duitsland, Italië, Frankrijk en Spanje. In 1943 werd hij laureaat van de Prijs van Rome en exposeerde in 1950 in het Paleis voor schone Kunsten.
| |
Emiel Ollevier
Op de gezamenlijke expositie die onlangs te Lo werd gehouden is de 75-jarige E. Ollevier met zijn werk naar zijn geboortestad teruggekeerd. Hij had in 1899 Lo verlaten, volgde de leergangen in de academies van Brussel en Anderlecht, waar hij in 1922 het leraarschap moest weigeren en terugkwam naar Nieuwpoort. Daar restaureerde hij de muurschilderingen in de kerk en werd er in 1926 als tekenleraar benoemd in de Stedelijke Akademie. Ollevier's voorliefde gaat naar het figuurschilderen, vele portretten (onder meer een met krijt en houtskool getekend zelfportret) getuigen van zijn scherp inzicht. Thans echter vindt hij een bizondere aantrekkingskracht in het schilderen van bloemen en stillevens en van de onpeilbare luchten boven het vredig stille landschap van Veurne-Ambacht.
| |
Jean Luypaert
Deze in 1893 te Vilvoorde geboren kunstschilder werkt te Veurne. Straks zal hij echter een nieuw atelier betrekken dat ondergebracht wordt in de herstelde windmolen van Koksijde. Hij was achtereenvolgens leraar te Schaarbeek en te Vilvoorde, medestichter van de Portaelskring aldaar, en exposeerde te Doornik, Brussel, Leuven, Charleroi, Kortrijk en elders. Zijn Interieur van mijn atelier te Veurne behaalde een gulden medaille in een prijskamp te Parijs (1950).
Rechts: Jos Van Belleghem, Alveringem. - Onder: Adriaan Vandewalle, Portret van Maria Vandewalle.
| |
| |
| |
Jeanine Devriendt
Aan de zoom van het Vrijbos, te Staden, woont de 24-jarige kunstschilderes Jeanine Devriendt. Onder de jongere Westvlaamse landschapschilders onderscheidt haar werk zich door de diepe, sombere kleuren en tinten in een verfijnd spel van licht en donker. Na het middelbaar onderwijs bezocht zij de Stedelijke academie te Roeselare, waar zij onder leiding stond van de heren Seaux en Devos. Bloemen en zeegezichten bekleden een voorname plaats in haar werk. De lichtere tonen van deze genres zullen het later wellicht halen op de somberheid van de zware landschappen.
| |
Jo Verhenneman
Jo Verhenneman, die te Brugge woont, werd geboren te Moen in 1916. Hij volgde de akademie van Menen en was leerling in verschillende ateliers, onder meer bij kunstschilder Jozef Gezelle, een neef van Guido Gezelle. In 1946 behaalt hij het diploma van tekenleraar en exposeerde intussen te Moeskroen, Rijsel, Nijvel, Namen, Veurne, Brugge, Blankenberge en Koksijde. Hoewel hij vooral portretschilder is komt hij hier onder de aandacht wegens de recente uitgave van een bundel van 28 litho's Al schetsend en tekenend doorheen het Veurne-Ambachtse. (Uitg. Burghgraeve, Brugge).
Van Gucht, St Walburgakerk te Veurne.
J. Luypaert, Interieur van mijn atelier te Veurne.
| |
Adriaan Vandewalle
Vandewalle, die op 6 Juli 1907 te Diksmuide werd geboren, wilde na zijn humaniorastudies aanvankelijk ingenieur worden. Maar vrij spoedig sloeg hij de weg in van de kunst... het was een lot dat hem nooit meer heeft verlaten. Hoewel hij eigenlijk niet tot de landschapschilders behoort, toch wortelt zijn kunst voor een groot deel in de kloeke atmosfeer van Veurne-Ambacht. In vele private collecties en in het stadsmuseum te Diksmuide prijken tal van zijn werken. Van 1926 tot 1929 studeerde hij aan de Gentse universiteit, waar hij o.a. August Vermeylen, Henry van de Velde en Carl Hentze als leraars had. Hij behaalde er de graad van licentiaat in de kunstgeschiedenis.
Wars van alle beïnvloeding en jeugdig impulsief wil Vandewalle zijn schildersloopbaan beginnen te Diksmuide en te Oostende, waar hij als alle jongeren, het veroveren betracht van een eigen weldoordachte kunstvorm. De volle bloeitijd van het Vlaams expressionisme is weliswaar bijna voorbij, maar het los van de natuur, de wekroep van een De Smet, een Vanden Berghe, een Permeke, had te luid en te zelfzeker geklonken, opdat een dynamisch temperament als Vandewalle er niet spoedig helemaal en halsoverkop zou in wegduiken. In droevige eenzaamheid, het machtig en vruchtbaar alleen zijn van de sterken, worstelt hij met de techniek, verovert vaardigheid, kampt met op en neergolvende visies en denkbeelden, zoekt houvasten en tobt. Vele tekeningen en prachtige lino's getuigen nu nog van deze storm- en drangperiode, die zijn talent heeft gelouterd, zijn eerlijke kunstenaarsziel op de proef stelde, en de stenen wegschopte van de bronnen die weldra zouden ontspruiten. Hij houdt zijn eerste expositie te Brugge samen met Walter Vanbeselaere en Hilaire Gellynck, en volgt van dichtbij te Brussel en elders, het scheppend werk van de Vlaamse plastiek. Vrij dikwijls ontmoet hij te Oostende de
| |
| |
oud-wordende James Ensor, die hem aanmoedigt (Vous n'avez pas froid aux jeux schrijft deze hem) en wiens bitter sarcasme en rijke symboliek de jonge kunstenaar aanspreken. Is het de benadering van de grote Oostendse meester, die Vandewalle doet nadenken? Of zijn het de zuivere expressionisten zelf geweest? Kan de verbeelding, dat onvatbaar element dat elke kunstenaarsziel zo dikwijls en zo hevig omwoelt, standhouden zonder het contact met de natuur?
Het contact met de realiteit, dat Vandewalle ook in zijn vroegere werken naar expressionistische trant, nooit ten volle had losgelaten, treedt vanaf 1934 weer fel op het voorplan. Ongetwijfeld moet Adriaan Vandewalle meer dan één crisis hebben doorworsteld, om bij zichzelf dit inzicht, dat in zijn veruiterlijking althans volledig veranderd was, om dit sterke geloof en vooral om die moed tot doorzetting te hebben bewaard. Opnieuw gaat hij aan 't zoeken en 't studeren. Zijn bewondering groeit voor de grote Franse impressionisten, Manet, Renoir, Gauguin, Lautrec, Cézanne enz... en voor de grote eenzame Van Gogh. Hij werkt veel: havengezichten, stadsgezichten, portretten, landschappen, stillevens. Alles overgiet hij met licht, want als Vandewalle iets kan, dan is het zijn spel van kleuren. Het coloriet speelt bij dit werk een essentiële functie, een weliswaar voor alle schilderkunst geldende eerste norm, maar die wij hier op bizonder gelukkige wijze gekoppeld vinden aan een fijne smaak.
Adriaan Vandewalle kan in zijn werk soms wat stug aandoen, voor enkelen wellicht zelfs onbeholpen, omdat hij zich louter en alleen bepaalt tot het object en alle bijkomstigheden gewoon laat vallen. Niettemin bereikt hij (wellicht hierdoor precies) zeer goede resultaten: wat hij voorstellen wil groeit tot een zelfstandigheid, wordt geladen met een eigen zielswaarde
Van Gucht, St Niklaaskerk te Veurne.
en stijgt uit tot een hoogtepunt. Niet in elk werk bereikt Vandewalle die stijging, maar in enkele werken vinden wij een ontroerende naïveteit terug die van hem is, van hèm alleen, geest-dooraderd en eerlijk.
| |
Louis Baretta: mystiek en tragiek
VEURNE, de kleine, doch zo merkwaardige Westvlaamse kunststad, heeft een goede 15 jaar geleden zijn kunstpatrimonium vermeerderd met het werk van een te weinig gekende en nochtans zeer merkwaardige schilder.
In het Spaans huis, tegen de markt, werd op de eerste verdieping, het Baretta-museum stemmig en smaakvol ingericht. Slechts toevallige oorzaken hebben er toe geleid dat dit ensemble van deze Brusselse schilder in Veurne beland is. De heer Vuylsteke immers, leerling en intieme vriend van de schilder, die bij diens dood het gehele nog resterende werk erfde, verlangde niets beter dan het werk van zijn grote vriend toegankelijk te maken voor het publiek en een Baretta-museum op te richten. Na veel ontgoochelingen vond hij een mild begrijpen voor zijn plan bij de Eerwaarde Heer J. Berten. Zo kwam die merkwaardige verzameling, eigendom van de heer Vuylsteke, naar Veurne en wij twijfelen er niet aan, dat de stad Veurne deze rijke artistieke aanwinst niet meer zou willen missen. De heer Vuylsteke, de Eerwaarde heer Berten en het gemeentebestuur van Veurne dienen oprecht gefeliciteerd voor deze verwezenlijking.
Er zijn mensen, die tragisch gemerkt zijn. Tot dat soort behoort ook Baretta. Deze Brusselse schilder geboren te Elsene in 1866, uit Franse ouders van Corsikaanse afkomst, droeg in zich het geweld en de levensheftigheid van de Zuiderlingen. Levensheftigheid die bij hem culmineerde tot spannende tragiek, nog verhoogd door zijn lichamelijke gebrekkigheid, gevolg van een ongelukkige val toen hij 7 jaar oud was en vooral door het onbegrip waarmede zijn kunst onthaald werd.
Met zijn geweldig temperament en een idealisme dat tot uitersten drijft, wierp hij zich in zijn jeugdjaren in de marxistische en anarchistische beweging van die tijd, doch bekeerde
| |
| |
L. Baretta, Oorlogsvisioen.
zich onder invloed van de lectuur van Léon Bloy op zijn vijf-en-twintigste jaar tot het katholicisme. Bij Bloy had hij het radikaal, mannelijk beleefd geloof gevonden. Niet een zoetsappige godsdienst voor weke of karakterloze zielen, doch dat diep geloof en dat radikaal beleven ervan, dat het levensgeweld van het genie ertoe drijft alles te zien in het licht van God en onmeedogend de kleinburgerlijkheid van de hem omringende wereld te verguizen. Van nu af wordt hij mystieker en stelt nagenoeg geheel zijn kunst in dienst van zijn radikaal beleefd katholicisme. Het is echter niet de rustige mystiek van de biddende ogen en de gevouwen handen van onze Vlaamse primitieven, doch wel een dramatische mystiek.
De gloeiende liefde van de bekeerling voor zijn Zaligmaker doet hem huiveren voor het kwaad in de wereld en evenals Bloy voorvoelt hij de catastrofen, die het wereldgebeuren
L. Baretta, Liggende Christusfiguur.
schokken. Zoals deze naar zijn pen grijpt om in een heftig, vaak scheldend proza de waarheid de wereld in het gelaat te slingeren, zo grijpt Baretta naar zijn penseel om in angstwekkende, apocalyptische taferelen vol strijd en geweld, de tragiek van zijn tijd, die hij diep in zijn ziel als zijn eigen tragiek aanvoelt, uit te beelden. Aldus ontstaan een reeks werken, groots van visie en geniaal van conceptie. Sommige ervan zo in de volheid van een overspannen en driftig gevoel ontstaan, dat zij niet alleen onafgewerkt lijken, doch het ook zijn. Maar steeds voelt men er de direktheid uit een laaiende geestdrift gesproten. Calvarië, De laatste Behoeders van Gods Bloed, De Oorlog, portretten van Baudelaire, Bloy en Beethoven, een hele reeks Christussen, steeds de ‘Ecce Homo’ en Calvarië volgen elkaar op. Literaire onderwerpen veelal, doch werkelijk met een echt picturale bezetenheid geschilderd. Zijn schilderwijze is verwant aan het impressionisme, doch heeft tevens veelal een ongewone expressionistische kracht. In het doek: ‘De laatste verdedigers van Gods Bloed’, waar de schilder zich zelf in het centrum plaatst, de toorts in de hand om het geloof en de Eucharistie te verdedigen, heeft de bezieling hem sublieme vervormingen ingegeven met een hoogst suggestieve kracht. Door de aard van de onderwerpen en ook door de psychologische dramatische aanleg van de schilder, overweegt in zijn werk het rood, de kleur van het bloed, van het vuur, van de haat en van de liefde, doorwierd met giftige groenen, groenblauwen en paarsen.
Het werk van Baretta doet wel eens aan Ensor denken, met wie hij zekere affiniteiten vertoont. Sommige onderdeeltjes van bepaalde schilderijen - onder andere mouw en hand van een van zijn Beethovenportretten - zijn een ware kleurenmuziek, zij het dan steeds met een zwaarmoedige ondertoon van zwaargeladen levenstragiek. Alles wat van Baretta te Veurne te zien is, staat niet artistiek even hoog. Doch in de hoogtepunten voelt men dat men er waarlijk staat voor een geniaal kunstenaar, die aan zijn apocalyptische visioenen zijn hem eigen passende vorm wist te geven. Een knap schilder, maar vooral en misschien wel veel meer een groot visionair.
Dat het werk van Baretta, steeds miskend geweest is, ook door officiële instanties, die het nooit toegang verleenden tot de grote musea van het land, zal wel hieraan gelegen zijn Dat dit werk enerzijds voor onze burgerlijke maatschappij te angstwekkend aandoet, en anderzijds voor onze profane wereld te geëxalteerd religieus en te katholiek.
Mocht deze bijdrage in West-Vlaanderen deze tekortkoming enigszins vergoeden.
J. STORME
|
|