West-Vlaanderen. Jaargang 2
(1953)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 207]
| |
Kunstwerken in de Sint Pieterskerk te LoOpgedragen aan Zeer Eerwaarde Heer Pastoor Vandromme, trouwe beschermer van Lo's kunstschatten. HET ware onmogelijk in een korte bijdrage als deze het oude stadje Lo in zijn geheel te behandelen. Het leek ons daarom meer gepast uit te weiden over één deel daarvan: de kunstwerken uit de kerk. Geen kerk uit Veurne-Ambacht kan op meer en belangrijker kunstwerken bogen dan de aloude St Pieterskerk te Lo. De kerk mag als een echt pelgrimsoord voor kunstliefhebbers bestempeld worden. Onder die kunstwerken zijn het vooral: aan de ene kant, de kerkmeubelen en beeldhouwwerken en anderzijds, de producten van edelsmeed- en borduurkunst die de merkwaardigste zijn. Daarom wijden wij het grootste gedeelte van onze bijdrage aan deze werken. Vooraf echter kunnen we niet nalaten een warme hulde te brengen aan Z.E.H. Vandromme, die jarenlang zonder enige moeite te sparen al die kunstwerken met zijn kennis en zorgen heeft omringd. Veel heeft hij aldus gered. | |
1. Kerkmeubelen en beeldhouwwerkHet kerkmeubilair, in Laat-Renaissancestijl, mag tot de oudste en tevens tot de merkwaardigste kunstwerken gerekend worden. Die kerkmeubelen dagtekenen allen uit het eerste kwart der xviide eeuw. De preekstoel behoort naar vorm, versiering en beeldhouwwerk helemaal tot die Laat-Renaissancestijl. Dergelijke preekstoelen zij in ons land vrij zeldzaam. Alleen de
Koorgestoetel in eikenhout in de kerk te Lo, gedateerd 1624 en gemaakt door Urbain Taillebert
kuip, die een zeshoekige eenvoudige vorm heeft, is oud en gaaf bewaard. Als karakteristiek voor die stijl noemen we de versiering van de zes panelen der kuip die telkens afgescheiden zijn door zuilen met Corinthische kapitelen en cannelures en die afgesloten worden door rondbogen. In die panelen zijn zes gebeeldhouwde bas-reliefs aangebracht die het leven van St Pieter, patroon der kerk uitbeelden. Dat beeldhouwwerk wordt algemeen toegeschreven aan de Ieperse kunstenaar Urbain Taillebert die het vervaardigde in de eerste jaren der xviide eeuw. De compositie van die reliefs is over het algemeen vrij symmetrisch en evenwichtig en daarom zeer overzichtelijk. In het landschap en de achtergrond past de kunstenaar zijn kennis van de wetten der perspectief toe. De beeldsnijder weet echter in vele toneeltjes de eenvoudige volksmensen in houding en gebaar raak te typeren. ‘De Nederdaling van de H. Geest’ lijkt ons het vlotst gekapt en ook de gezichten en plooien zijn levendig en meer expressief. Merkwaardig én als meubel én als beeldhouwwerk is het koorgestoelte in eikenhout en gedateerd, 1624. Spijtig dat een drietal banken in 1914 daarvan af genomen werden.Ga naar voetnoot1 De toeschrijving aan beeldhouwer Taillebert is houdbaar. Uit nader bestudering van de resten van het koorgestoelte der St Maartenskerk te Ieper, bewaard in de dekenij dat getekend en gedateerd is, blijken vorm, versieringsmotieven en beeldhouwwerk van dezelfde hand.Ga naar voetnoot2 Langs beide zijden van het koor bevindt zich telkens een dubbele rij banken, samen 28 in getal. De banken worden afgesloten door een hoge rug, door klassieke zuilen in panelen verdeeld en boven bekroond door een zwaar vooruitspringende kroonlijst. De panelen worden gevuld uit geometrische motieven en afgesloten door een rondboog waarin telkens een gestyleerde schelp is aangebracht. Dat alles kenmerkt dadelijk de Laat-Renaissancestijl. Het interessantste evenwel is het vele beeldhouwwerk. De zittertjes, voor iedere bank één (dus 28, waarin enkele moderne) evenals de meer dan honderd gesneden kopjes, onder de armleuningen, op de zetelruggen op ander zuilbassisen zijn knappe brokken houtsculptuur. Zij vormen een bonte verscheidenheid van maskers, grotesken of gefantaseerde wezens die alle uitingen van het karakter en het gemoed uitbeelden. Allen zijn vlot en spontaan gekapt. Het koorgestoelte van Lo mag met dit van de St Walburga te Veurne tot de merkwaardigste kerkenmeubelen in Renaissancestijl in ons land beschouwd worden. Dezelfde geest vertonen de priesterbanken, in het hoogkoor die de drie weggenomen zitsels zijn van het gestoelte, en de disbanken (of armmeesterbanken) die een zelfde versiering en afwerking vertonen, doch in hun geheel vrij sober blijven. Het altaar van O.L. Vrouw van Troost werd eveneens samengesteld uit brokstukken van het gestoelte. Van de Barok-werken moet allereerst het altaarretabel, met | |
[pagina 208]
| |
Deksel van de doopvont. Hout en verguld met Het Doopsel van Christus. Einde xviiide eeuw. Classicisme.
de reliefs De Vijftien mysteries in eikenhout gesculpteerd, genoemd worden. Z.E.H. Vandromme liet de paneeltjes in een nieuw retabel inlijsten. De reliefs zelf mogen in de tweede helft der xviide eeuw gedateerd worden. Het beeldhouwwerk behoort zeker tot het beste in zijn genre uit onze provincie. Volks en gemoedelijk spint de beeldhouwer hier een lange vertelling uit over het leven van Ons Heer. Vrij naief soms weet hij echter zijn verhaal op meerdere momenten innig en menselijk uit te beelden. Die kleine paneeltjes steken vol leven en beweging en zijn vlot en spontaan gekapt. Zo kunnen we de blijdschap volgen bij Jozef en Maria die Jezus, een leuk baasje, terug vinden midden verrukte en afgunstige wetgeleerden. Zo ook zien we Jezus in de Olijfhof, vol verdriet en biddend, terwijl de plooien van zijn klederen meewoelen, midden zijn apostelen, die in een zware slaap verzonken zijn. De hele omgeving, het heuvelend terrein en ver in de achtergrond het openklappend poortje waar de eerste Jood verschijnt, toegewenkt door Judas, verhogen de atmosfeer van het ogenblik. De hele compositie, vol diagonalen, sluit in een ovaal. Een tweede belangrijk werk uit die periode is de eikenhouten muurbekleding van het Hoogkoor, die circa 1680 mag gedateerd worden. Langs beide zijden van het koor zijn acht panelen aangebracht versierd met een weelde van ranken, bloemen en sappige vruchten. Aan beide kanten zien we telkens vijf mooie engelenfiguren, omzwierd door plooien als cariathieden opgevat en twee aan twee in verschillende houdingen gesculpteerd. Het rhythme van het geheel evenals de rijke ornementering typeren dit Barok-geheel. Van de Laat-Barokwerken, die reeds
Muurbekleding van het hoogkoor. Detail engel-cariathiede. Eikenhout. Laatste kwart der xviide eeuw. Barok.
de nieuwe luchtige Rococo-stijl laten aanvoelen, bezit Lo meerdere voorbeelden. De beeldengroep Het Doopsel van Christus, hout en geschilderd, in 1720 opgericht ter nagedachtenis van burgemeester N. Flourendt, is hiervan het belangrijkste. Gecomponeerd in een driehoek zijn de gezichten fijn en gevoelig gesneden. De drukke plooien spelen hier reeds vrij soepel. Nauw met dit verwant vermelden we nog de beelden van St Catharina, in modieuze kledij en met spelende plooien, en St Niklaas, met brede mantelzwaai maar weer lichter plooien. Beiden in hout en geschilderd moeten ongeveer in dezelfde tijd gemaakt zijn. Iets later mag het beeld van St Sebastiaan ‘rudder en martelaar’ geplaatst worden. Het werd geschonken door Pieter Vanden Bussche, overleden in 1713. Op de console echter staat het jaartal 1734 vermeld. Dit stemt wel overeen met de sierlijke S-stand en het picturaal uitzicht van het werk. In diezelfde jaren werd het gemoedelijk groepje St Jozef met Jezus gebeiteld. Daarop volgt de Rococoperiode (Lod. XV-stijl) gekenmerkt door een streven naar sierlijkheid en charme terwijl het plooienspel steeds speelser en lichter wordt. Als eerste werk in die stijl willen we de groep De Engelbewaarder met een kind aanhalen, vervaardigd ter nagedachtenis van priester Carolus Reyphins, in 1733 overleden. Om zijn stijlkenmerken zijn we geneigd het werk enkele jaren later te plaatsen. De bevallige S-lijn der gestalte, het licht en soepel spel der plooien en de charme wijzen alleszins op de Rococostijl. Het beste voorbeeld van Rococo-kunst is de doksaal leuning in eikenhout. Behalve uit twee fragmenten van moderne datum bestaat die leuning uit een reeks panelen afkomstig uit een kommuniebank, in de tweede helft der xviiide eeuw vervaardigd. Licht en luchtig opengewerkt, kronkelen ranken en bladeren sierlijk en speels door elkaar. We kunnen er geen enkele rechte lijn in terugvinden. Tussen dat werk zijn symbolen der H. Eucharistie, als ‘De ark des Verbonds’, ‘De Toonbroden’, ‘Het Paaslam’ enz. aangebracht. Een biechtstoel in 1752 door pastoor B. Calmeyn geschonken, behoort naar vorm en versiering eveneens tot die stijl. Beter als Rococowerk is een Madonnabeeld (bij Noorder zijaltaar) in hout en geschilderd en te dateren in de tweede helft der xviiide eeuw. De fijn gesneden gezichten en de bevallig spelende plooitjes maken het tot een goed beeldhouwwerk. Tegen dat spelen der lijnen, dat steeds meer overdreven wordt, wil het Classicisme een reactie zijn. Opnieuw streeft men naar een klare ordening en rust en gebruikt men de klassieke ornamenten. Een voorbeeld daarvan te Lo is het deksel van de doopvont, versierd met de beeldengroep Het doopsel van Christus, uitgevoerd in hout en verguld. De voet is versierd met bloemenslingers en gestyleerde bladeren en vertoont in kleine medaillons de symbolen der vier Evangelisten. Het Doopsel zelf (110 cm hoog); waar de begane grond, planten en een beekje uitgewerkt zijn, is vrij gesloten gecomposeerd in een scherpe driehoek. Beide gestalten, omgeven door een kledij die vrij klassiek gedrapeerd is, zijn gedetailleerd weergegeven. Dit monumentale deksel, vrij zeldzaam in onze provincie (we kennen er een te Pittem) is in het laatste kwart der xviiide eeuw gemaakt Van diezelfde stijl en tijd noemen | |
[pagina 209]
| |
we nog, vlak daarbij hangend,
Paneel van het Altaarretabel te Lo met de vijftien Mysteries. Detail: ‘Jezus in de Olijfhof’. Eikenhout. Tweede helft der xviide eeuw. Barok.
twee medaillons voorstellend De Opdracht van Jezus en Doop van een Kind. | |
2. Borduur- en edelsmeedwerkA. BorduurwerkenLo bezit enkele borduurwerken die ongetwijfeld tot de beste uit de provincie mogen gerekend worden. Als echte meesterstukjes van deze vermelden we een stel gewaden in wit, een kazuifel, met dalmatieken en koorkap, veelal xviide eeuw gedateerd. Wegens de karakteristieke Régence-banden en de schelp menen we dit circa 1725-30 te mogen plaatsen. Een weelde van ranken, bladeren en bloemen, in zware gouddraad en reeds vrij soepel spelend, vullen smaakvol de vlakken. Daarom juist vormen deze werken een overgang van de Laat-Barok naar de Rococo-stijl. Ouder is een stel gewaden in rood, kazuifel en dalmatieken, uit de eerste jaren der xviiide eeuw. Het Antependium hiermee samengaande, mag een prachtstuk genoemd worden. Omzwierd door overvloedig dooreengestrengelde ranken, bloemen en vruchten, in dikke goud- en zilverdraad gestikt (soms 5 tot 6 cm dik), kunnen we een medaillon bewonderen waarin De Nederdaling van de H. Geest uitgebeeld is. De lichaamsdelen zijn in witte of bruin-gele draad geborduurd. De verhevenheid van het ogenblik wordt zowel door de houdingen en de gezichten als in het woelen der plooien weergegeven. | |
B. EdelsmeedwerkDe kerkschat van Lo telt enkele belangrijke producten der edelsmeedkunst. Vooreerst dient een mooie schotel vermeld, in verguld zilver en gemerkt met de stempels van de Brugse edelsmid Cornelis Vande Meere, 1624-25. (Als meester ingeschreven in het ambacht in 1618). (Afmeting: 33,5 cm.). De fijn afgewerkte schotel is versierd met de foltertuigen van Christus' Passie en twaalf
Schotel in verguld zilver in de kerk te Lo, van de Brugse edelsmid Cornelis Vande Meere, (1625-26). Laat-Renaissance.
mooie engelkopjes. Daarmee samen gaat een kelk in verguld zilver (23 cm) waarvan de stempels uitgesleten zijn maar die in decoratie en afwerking zelfde hand verraadt. Het meesterwerk te Lo is echter een Kelk, in verguld zilver (27 cm) in Barok-stijl, die uit de tweede helft van de xviide eeuw moet dagtekenen. Op te merken valt dat hij de eerste stempel der letter G vertoont, gevolgd door een lelie en een soort van klaverblad. Wat wel op een Rijsels atelier wijst. De kelk is buitengewoon rijk versierd met uitgeslagen bas-reliefs waarvan er zes op de voet de Passie verhalen, zes medaillons op de hals tonen een engeltje met een foltertuig en tenslotte zes reliefs weer ontleend aan het nieuw testament op de cuppa aangebracht zijn. Nog andere edelsmeedwerken zijn een offerande schotel, met wapen van abt David (1690-1710) in weelderige Laat-Barok, een Missaalboek met zilverbeslag uit de eerste helft der xviiide eeuw, en een paar zilveren armkandelaars in grillige Rococo-lijnen (2de helft xviiide eeuw). | |
3. SchilderijenDeze gaan over het algemeen niet boven de middelmaat uit. Het schilderij van het hoogaltaar: Christus aan het kruis op doek gemaakt door Jan Boeckhorst geeft wel een imposant effect, eigen aan de barok. Het leunt trouwens aan bij de Rubensstijl. V. Boucquet, uit Ieper, schilderde tussen 1658-1660 zeven schilderijen die de Zeven Weëen van O.L. Vrouw voorstellen. Typische werken der Barok zijn allen vol beweging en lijnenspel nog verhoogd door de contrasterende kleuren en het lichten donkerspel. De besten lijken De Piëta of Nood Gods en De vlucht naar Egypte, Het beste schilderij uit die periode is ongetwijfeld het drieluik op paneel De Aanbidding der Herders (linkerzijaltaar) getekend en gedateerd: Jeremias Mittendorff, anno 1621. Gecomposeerd met zwierige lijnen en diagonalen zijn het vooral de warme tinten en het spel licht en donker die stemming verwekken. Links en rechts krijgen we op de zijluiken Het bezoek aan O.L. Vrouw van Elisabeth en De Boodschap. Een schilderij van een zeldzaam voorkomend kunstenaar is Sint Anna onderwijst O.L. Vr. op doek en getekend en gedateerd: Jeurdyghe, 1705. Tenslotte nog De Werken van Barmhartigheid; (op doek, 80 bij 60 cm.) door de schilder I.A. Senave, afkomstig van Lo zelf, in 1820 gemaakt. Kloosterzusters beoefenen weldadigheid in een kloostergebouw, terwijl een idyllisch landschap door de open deur zichtbaar wordt. Onder de aanschuivende noodlijdenden zijn pittige figuren getypeerd en de lichte kleuren verraden nog helemaal de Rococo-geest der voorgaande eeuw. Mocht deze korte bijdrage aanzetten tot een nadere kennismaking met al die kunstwerken. Drs FRANS VROMMAN |