Boven: C. Lambrechts, De duiven.
Midden: C. Lambrechts. Het meisje met de vlechten.
Beneden links: A. Lambrechts, De meid.
Rechts: A. Lambrechts, Moeder en kind op straat.
zuiver schilderkunstige criteria gemeten, moeilijk tot de hedendaagse, levende kunst kunnen gerekend worden. De vorm in deze doeken is zeer los, het koloriet vooral beschrijvend, de compositie vaag en bijwijlen onsamenhangend.
Omstreeks 1947 grijpt in beider kunst een grondige kentering plaats; Arthur en Constant Lambrechts worden bewust van de ware natuur van de kunst die zij beoefenen. In welke mate deze ontwikkeling bepaald werd door de belangstelling voor de nieuwe strekkingen welke in de jongste jaren aan de oppervlakte zijn doorgebroken of door het ontkiemen van elementen welke in de aanleg van beide artisten besloten lagen, valt moeilijk uit te maken. Dit heeft overigens minder belang. In kunst telt alleen het resultaat.
Dit resultaat is dat zowel Arthur als Constant Lambrechts thans hun eigen plaats in het zeer complexe post-expressionnisme te onzent hebben ingenomen. Dit heeft tijdens de overgangsperiode een tijdlang zoeken en tasten gekost. Overgang brengt trouwens steeds een zekere ontwikkeling mee en van deze ontwikkeling droegen sommige werken in de merkwaardige expositie, enkele jaren geleden, in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel, nog de sporen.
Sindsdien is de toestand echter volledig opgeklaard. Beide schilders hebben definitief hun terrein veroverd en hun stijl gevormd. Meteen is ook het verschil tussen beide gefixeerd. In dit opzicht kan, op grond van hun jongste werk, gezegd worden dat Arthur, meer dan Constant, trouw blijft aan het romantisch karakter van zijn interpretatie van het thema, terwijl Constant, schier zonder voorbehoud, een constructivistische plastiek beoefent. Dit verklaart waarom in de werken van Arthur het verband met de werkelijkheidsvormen anders, nauwer is, dan in deze van Arthur. Het constructivisme is een grondiger transformator dan het gevoel, omdat de constructivistische schilder van het doek, en niet van het thema vertrekt.
Dit verschil in vertrekpunt, wanneer het de schilder ligt, is trouwens bijkomstig. Hoofdzaak is de vraag hoever hij het gebracht heeft, langs de weg die hij heeft uitgekozen. Hierover zal waarschijnlijk op verschillende wijze geoordeeld worden. O. i. echter hebben de beide hier besproken schilders, elk op zijn manier, het postexpressionnisme ten onzent op onbetwistbare wijze verrijkt.
MARCEL DUCHATEAU