Ernst Brengier (1 maart 1873 - 25 juli 1942)
BUITEN vaste data als zijn studiejaren aan het Conservatorium te Gent, zijn verblijf te Antwerpen bij Peter Benoit, de gedeeltelijke uitvoering van Gudrun te Antwerpen en de volledige uitvoering in opera-vorm te Gent, zijn er bijna geen uiterlijke feiten in het leven van Brengier door de geschiedschrijver op te sommen. Nochtans heeft hij in zijn volle jaren een intens geestesleven geleid dat men aan het licht dat in zijn ogen glom, aan de uitstraling van zijn wezen kon raden. Doch het bleef diep in hem branden, want Ernst Brengier leefde helemaal in zichzelf gekeerd - tutt'al indentro di se - en aan geen enkel van zijn vrienden, bij uitzondering van zijn jeugdvriend Jozef Lootens, die evenwel zwijgen kon, heeft hij zijn innerlijk scheppend leven toevertrouwd.
In wat men zou kunnen bepalen als zijn reuzentijd, dat moet omtrent 1900-1902 geweest zijn, verkeerde hij in een periode van intens werk. Bij dage vertoefde hij te Ingelmunster, waar hij de boekhouding op zich nam van een tapijtweverij die hij met een vriend had opgericht. Voor deze zaak reisde hij dikwijls naar Engeland.
Reisde Gudrun met haar Wikingskoning teen al mee, en hebben zij samen het deinen van de baren opgenomen, het rhythme van het water dat in die zeesymphonie van Gudrun klotst?
's Avonds tot diep in de nacht werkte hij aan zijn partituur. De beide uitputtende bedrijvigheden hebben hem, toen Gudrun was voltooid, bijna het leven gekost. Hij is voer zijn verdere dagen geknakt gebleven onder ondragelijke hoofdpijn.
Wanneer is het scheppend contact tussen Rodenbach en Brengier ontstaan? Het was de heer Lootens die zijn rijke bibliotheek ter beschikking stelde van Brengier, vol werken van de zuiverste wereldliteratuur, en ook op 's toondichters verzoek boeken bezorgde om er een operatekst uit te halen. Brengier koos Rodenbach's Gudrun.
Een tijdje daarna, vroeg hij ons:
- Hebt gij Gudrun gelezen?
Wij haalden het boek uit de bibliotheek, sloegen het open. Hij doorbladerde even en vroeg:
- Lees dit eens voor. En dat ook.
Hij sloot de ogen, nam het in zich op. Later zei hij nog:
- Wilt gij dit O Zee, die daar zo wijd gespreid ligt zo inleven dat gij het mij kunt opzeggen? Niet voorlezen, niet voordragen, slechts innig beleven, alsof het uw eigen gevoel zou zijn, met eigen woorden uitgebracht.
Later nog bracht hij een paar volgeschreven muziekbladzijden, zette zich zonder uitleg voor de vleugel en zong, halfluid, met zijn lichte tenorstem O Zee, die daar zo wijd gespreid ligt niet zoals het zo pover was beleefd geworden, maar door zijn scheppingsgeest tot kunst was gelouterd. Deze bladzijden behoren tot het schoonste, het zuiverste van Gudrun. Toch hebben wij kunnen raden wat hem zo heilig bezielde, hem blijkbaar zo gelukkig maakte, dat het licht dat hem innerlijk bestraalde, aan hem, als het ware, ook uiterlijk te zien was. Men voelde dat hij diep in zijn scheppingsroes een bovennatuurlijke boodschap in zich droeg, die hij uiten zou, die hij in Gudrun heeft geuit.
Hebben wij zijn boodschap begrepen? Hier moet eerlijk bekend worden: niet voldoende. Zoals met grote werken van Peter Benoit, de Oorlog, de Muze der geschiedenis en andere, die te zelden ten gehoor worden gebracht, is het ook het geval met Gudrun. Deze werken eisen een te grote orchestratie en koormassa om dikwijls uitgevoerd te worden. Voor ons, oude-