De schepenzaal van het stadhuis van Roeselare met geschilderde portretten van Alexander en Constantin Rodenbach.
‘Ombres et clartés’, ‘Viatique pour les jours mauvais - La colombe de Sainte Dévote - Le tombeau de Paganini’ en ‘Piété méditerranéenne’ (bekroond met de prijs van het XX
e Congres der Ecrivains de France, 1951). Zo pas verscheen een nieuwe bundel verzen: ‘Le sortilège ardent des heures’.
Alexander Pieter Rodenbach, de tweede zoon van Pieter Ferdinand Balthasar, staat beter bekend onder de naam ‘De blinde Rodenbach’ (Roeselare 1786 - Rumbeke 1869). Zijn talrijke politieke en parlementaire geschriften verschenen meestal in de bladen Le Catholique des Pays-Bas, La Revue des revues, Messager des Sciences et des Arts, La Belgique judiciaire. Ook historische en aardrijkskundige arbeid heeft hij spijt zijn blindheid gepresteerd zoals zijn ‘Notices historiques et géographiques sur la ville de Roulers’ en zoals zijn studie over de nederlaag van Philips van Artevelde, waarvan hij bewees dat zij te Oostrozebeke had plaats gegrepen (1829).
Als Kamerlid bewerkte hij de wederoprichting van de Katholieke Universiteit te Leuven (1835).
Maar het is vooral om zijn verdiensten voer blinden en doofstommen dat hij geëerd wordt. Na zijn studies aan de blindenschool te Parijs ging hij naar Amsterdam, waar hij de
Gedenksteen te Rumbeke in het huis gebouwd door Alexander Rodenbach en door hem bewoond van 1844 tot 1869 (thans omgebouwd tot het tehuis voor kinderen ‘Onze Kinderen’, bestuurd door Mevr. J. Camerlynck).
Blindenschool inrichtte naar de opvattingen van Haüy, ten tijde van koning Lodewijk Napoleon. Hij werd wereldberoemd door zijn geschriften over blinden en doofstommen: ‘Lettres sur les aveugles faisant suite à celle de Diderot sur leur état moral’ (1928), ‘Coup-d'oeil d'un aveugle sur les sourdsmuets’ (1929), ‘Notice sur la phonographie ou langue musicale’, en vooral ‘Les aveugles et les sourds-muets’ (1953). Ter gelegenheid van de 100
e verjaring der verschijning van dit standaardwerk werd hem in Juni ll. een monument opgericht te Rumbeke, waar hij vele jaren lang burgemeester was; verdiende hulde voor iemand, die naast Braille, Haüy, en abbé de l'Epée mag gesteld worden. Posthuum verscheen nog van hem door de zorgen van Felix Rodenbach een ‘Aide-mémoire de l'Aveugle de Roulers’ (1870).
Naast verschillende gravures bestaan een viertal exemplaren van een geschilderd portret van Alexander Rodenbach door Jacobs (stadhuis te Roeselare, Klein Seminarie te Roeselare, Verenigde Vrienden te Rumbeke, pastorij te St Pieters-kapelle; dit laatste, eigendom van Z.E.H. Albrecht Rodenbach, is afkomstig uit het ouderlijk huis van de dichter Albrecht Rodenbach en is misschien wel het oorspronkelijke portret, waarnaar de andere werden gecopiëerd).
*
Constantin Frans Rodenbach (Roeselare 1791 -Athene 1846) was evenals zijn broer Alexander lid van Congres en Kamer. Naast zijn politieke (de eerste tekst van de Brabançonne wordt hem toegeschreven) en diplomatieke activiteit heeft hij ook wetenschappelijk en geschiedkundig werk gepresteerd. Zijn doctoraatsthesis in de geneeskunde verscheen te Parijs in 1818 ‘De l'influence des climats sur l'homme malade’. Tussen zijn andere geschriften vernoemen wij nog: ‘Episodes de la Révolution dans les Flandres de 1829 à 1831’ (1833), ‘Consultation médico-légale relative à un parricide’ (1827) en ‘Consultation sur les colonies de fous’ (1829). Hij was ook een zekere tijd hoogleraar aan de medische school te Brugge.
Zijn oudste dochter Louisa Maria Rodenbach (Brugge 1822- St Joost ten Node 1889) was schilderes, terwijl zijn zoon Constantin Ferdinand August (Brugge 1824 - Gent 1891) verschillende werken schreef over landelijk mooi zoals ‘L'abbaye de Villers en Brabant’ (1850), ‘Excursions fantaisistes’ (1872), ‘Dinant pittoresque’ (1879); deze poëtisch aange-