de plechtige translatio plaats van de relieken van Sint Elooi. Deze werden op aandringen van de bisschop van Noyon plechtig onderzocht ter gelegenheid van de opbouw van het koor van de kathedraal. De relieken van Sint Elooi werden op deze dag in een nieuwe rijkversierde rijve neergelegd. Het zomerfeest van Sint-Elooi vindt dààr zijn oorsprong. Het jaar 1157 is een hoogtepunt in de verering van Sint Elooi. De Romaanse kerk van Snellegem werd rond dit tijdstip gebouwd en dan nog wel door de monnikken van Sint Quinten-op-de-berg in Vermandois. Indien de kerk van Snellegem toen nog niet Sint Elooi als titelheilige had, dan is het absoluut zeker dat deze monnikken de H. Eligius, die zij zeer vereerden, als titelheilige van de kerk die ze te Snellegem bouwden, zullen aangesteld hebben. Het spreekt vanzelf dat, vermits de kerk van Snellegem door Sint Elooi werd gesticht, deze kerk oorspronkelijk niet de H. Eligius als titelheilige kan gekregen hebben. De oorspronkelijke titelheilige was de H. Stephanus. Sint Steven was een Merovingisch heilige. De H. Eligius moet de basiliek van Doornik, die in 881 door de Noormannen werd verwoest, en ter ere van de H. Stephanus was opgericht, naast het Palatium in een domein, goed gekend hebben. Ook te Parijs, waar hij deel uitmaakte van het hofpersoneel van koning Dagobert, had Sint Elooi naast het Palatium een kerk gevonden die aan de H. Stephanus was toegewijd. Het moet ons dan ook niet verwonderen dat de bisschop van Doornik toen hij een kerk stichtte naast de Palts in het Merovingisch kroondomein Snellegem, deze kerk aan de Heilige Steven toewijdde. Een Merovingische fiscuskerk, vooral in een kroondomein en naast een Palatium, postuleerde de H. Stephanus als titelheilige. Er zijn trouwens nog andere voorbeelden hiervan buiten Doornik en Parijs.
De bezittingen van de twee abdijen in Vermandois, in het rijke poldergebied ten Noorden van Brugge en in het grafelijk domein Snellegem, zullen op onze Vlaamse bevolking van de twaalfde eeuw de indruk hebben verwekt dat kerk en abdijen in Vermandois machtig rijk waren. De dichter van ons Middeleeuws Van den Vos Reynaerde, mocht dan ook gerust schrijven:
In al dat land van Vermandoys,
So en woende gheen pape riker.
(Vers 1510-11)
Onze grote Middelnederlandse dichter, Jacob van Maerlant, heeft vele jaren gewoond onder de toren van de Romaanse kerk van Snellegem. Slechts de toren van deze kerk werd als monument geclasseerd. Colligite fragmenta ne pereant. Zou niet het ganse kerkgebouw dienen beschermd te worden? Ook het middenschip van deze kerk maakt deel uit van onze Westvlaamse kunstschatten. Dicht bij de kerk ligt het Oosthof met zijn rijk verleden. Deze hofstede wordt reeds in 953 vermeld: ubi maior habitat - daar woonde toen de meier Fulbertus, toeziener van het domein Snellegem. Reeds ten tijde van Sint Elooi was deze hofstede de centrale hoeve van de fiscus. Zou ook dit ridderhof met zijn monumentale poort van circa 1400, het ridderhof waar de heren van Roden woonden, bij wie Jacob van Maerlant in dienst was, niet van hogerhand mogen beschermd worden? Wellicht is het de oudste hofstede van West-Vlaanderen.
J. Noterdaeme