producten van ons vernuft, die hun eigen wetten hebben, hun eigen rhythme dat stilaan onze handelingen en onze levensvormen gaat beheersen en bijgevolg onze persoonlijkheid aantast.
De moderne kunst staat tegenover dit alles soms als een echo, soms als een reactie, een alarmkreet, een strijdkreet tegen de dodende verslaving van de mechanisatie en een poging om het individueel bewustzijn wakker te schudden, om ons te dwingen tegenover ieder kunstwerk onszelf te meten en de mens te erkennen in ieder kunstwerk als zelfstandig wezen met zijn recht en zijn kracht om te scheppen naar zijn individuele visie en goeddunken. Wij kennen allemaal dat benepen, angstig gevoel tegenover de resultaten van ons vernuft (een vliegtuig bijvoorbeeld) en wij zoeken een remedie daartegen op alle mogelijke manieren. Zie de duizend en één verschillende attractie- en distractiemiddelen die ter onzer beschikking staan, en dagelijks zoeken wij er nog meer nieuwe. Le besoin d'évasion, zoals de Fransen het noemen, is een kenmerk van onze tijd geworden.
Kunnen wij er dan nog over verwonderd zijn dat dit zijn grondige weerslag heeft gehad op de kunstvormen, vooral wanneer men bedenkt dat een kunstenaar steeds de essentie van zijn tijd doorvoelt, dat hij een antenne is die de diepste trillingen van de tijdsgeest opvangt en erop reageert? De wil tot afbreuk met het verleden, de drift der cultuuromwenteling, de drang naar het wezen der dingen is in ieder kunstwerk op flagrante wijze aanwezig. Die Wahrheit liegt nicht in der Mitte, sondern im Extrem, denn nur im Steigern ins Extrem wird das Wesen der Dingen offenbar (Dr Fuchs). Deze denkwijze is op zichzelf ook reeds een typische weerspiegeling van onze tijdsgeest.
Zo de baanbrekers van de illusie der derde dimensie hebben afgezien, omdat zij het perspectief in het schilderij als optisch bedrog aanzagen, en zij het doek aldus herleid hebben tot een twee-dimensionale vlakken-constructie en bijgevolg gekomen zijn tot de analyse en transformatie van een volume, tot een compositie van platte kleurvlakken, dan hebben zij de tijdsgeest gevolgd in zijn spontane reactie tegen de romantiek en de ziekelijke zinsbegoocheling van de verleden eeuw, dan hebben zij de tijdsgeest uitgedrukt door een tot het pijnlijke uiterste gedreven logica. Zo Picasso derhalve een kop creëerde, in profiel getekend, en waarin de twee ogen toch zoals in een vooraanzicht te zien waren, dan heeft hij zijn ontzettende logica te kennen gegeven door het volume van deze kop in al zijn facetten uit te drukken in twee dimensies, omdat een schilderij nu eenmaal twee-dimensioneel is. Picasso heeft deze kop niet zozeer met zijn physische ogen gezien, maar eerder met de ogen van het verstand, met zijn kenvermogen, dat deze kop langs alle zijden tegelijk kan bekijken en omvatten, en van deze visie heeft hij ons een beeld gegeven; het is dus een vondst van zijn picturale intelligentie. Zo sommige schilders integraal-picturale of abstracte doeken hebben geschilderd, dan hebben zij ook de tijdsgeest uitgedrukt, in het zoeken naar een plastisch equivalent van de menselijke emoties en sensaties of van de organische levensstructuur, in het zoeken ook naar rationele orde en naar de juiste toepassing der grondnormen op een verstandelijk-experimentele basis, zoals de exacte wetenschappen het ons voordoen. Het zoeken naar de innerlijke structuur van het leven, naar orde in de chaos heeft ons wellicht ook de ogen geopend voor de even zelfstandige en even organische wetten van het kunstwerk zelf, zoals Cézanne het reeds voor had. In ieder object zocht deze laatste reeds de fundamentele vormen waaruit het samengesteld of afgeleid
is en die het dus vormelijk bepalen: de kubus, de cylinder, enz... Dit alleen vond hij waardig van de menselijke geest: de natuur te zien door zijn basisvormen. Met zijn geest herschiep hij dus alle voorwerpen. In die zin is hij de geestelijke vader van de kubisten, die deze logica zover gedreven hebben dat zij de opvatting van sommige oude philosophen benaderden, die de waarde der zintuigen als kennisinstrumenten betwijfelden, o.a. de waarde van het gezicht dat zo sommair, oppervlakkig en in vele gevallen zo bedriegelijk is.
De modernen hebben hun toevlucht genomen tot de geest en voornamelijk tot deze reeds genoemde plastische logica, die een soort cultus geworden is, welke zijn motieven vindt in onze zin voor orde, rhythme, architectuur, verhouding. De toeschouwer zal dus het kunstwerk niet alleen beschouwen met zijn organische ogen doch met de ogen van de ziel, van de geest. Samen met de kunstenaar zal hij op zoek gaan naar een werkelijkheid die boven de gewone werkelijkheid staat, of in elk geval een werkelijkheid, geinspireerd door het lyrisme van de menselijke geest, waarmee hij rekening zal moeten houden, in deze zin, dat hij eens en vooral zal moeten aannemen dat er naast de prozaische voorstelling van de alle daagse werkelijkheid een andere is gekomen, een transpositie, die essentieel poëtisch en hypothetisch is... (De Picasso au Surréalisme - Skira).
Deze conceptie zal voor de toeschouwer ten andere de sleutel zijn tot ieder kunstwerk, gelijk uit welk tijdperk het dateert: Wanneer wij een portret zien van Rembrandt of Titiaan, schreef Malraux in zijn Psychologie de l'Art, dan houdt dit portret op het portret te zijn van iemand, t.t.z. het stelt noch het anecdotische, noch het accidentele voor van een zeker individu op een zeker ogenblik, doch het plaatst ons voor de mens, voor de ziel van de kunstenaar, die, door middel van dit portret heeft uitgedrukt, wat hij te zeggen had...
De hedendaagse kunstenaars gebruiken wellicht andere middelen, andere vormen. Wij moeten trachten hun boodschap te begrijpen. En indien de middelen die zij gebruiken ons minder gemakkelijk te begrijpen schijnen of wij er minder mee vertrouwd zijn, daarom zijn ze zeker niet minder waarachtig en diep. En het essentiële is er tenslotte onveranderd bij gebleven.
MARCEL NOTEBAERT