een domaniale kerk, een kerk gebouwd
door de
dominas, de heer van het Oosthof, de centrale hoeve van het domein. Deze kerk wordt voor de eerste maal circa 953 vermeld. In 941 schonk graaf Arnulf I de helft van zijn domein Snellegem aan de Sint Pietersabdij te Gent. Enkele jaren later, rond 953, verwisselde hij met deze abdij andere eigendommen die hij in Oost-Vlaanderen bezat, tegen een stuk van het gedeelte Snellegem dat hij terugnam:
dimidietatem ecclesia que ibi constructs est, de helft van de kerk die er gebouwd is, d.w.z. de helft van het kerkgebouw maar ook de helft van al de inkomsten die aan de kerk verbonden waren. Ook de centrale hoeve en enkele kleine hofsteden waar laten woonden, nam hij terug.
In het midden van de tiende eeuw bezat Snellegem dus reeds een kerk, eigendom van de graaf, ex propria hereditate, schrijft deze. Dit moet ons niet verwonderen, vermits gans Snellegem toen een grafelijk domein was. De kerk van Snellegem is nochtans veel ouder. Naar alle waarschijnlijkheid is zij een stichting van de bisschop van Doornik, Sint Elooi. Uit zijn levensverhaal weten wij dat Sint Elooi het Noorden van zijn bisdom, de kleine gouw Vlaanderen, bezocht en aan de Flandrenses het geloof verkondigd heeft. Ongetwijfeld zal hij ook Snellegem hebben bezocht. De Frankische koningen steunden de missionering in onze streken, en hun eigen kroondomein zal door de zendelingen wel het eerst zijn aangesproken. Sint Elooi stond daarenboven goed aangeschreven aan het Merovingisch hof, hij zal dus ook wel geweten hebben dat er een domein van de kroon in zijn eigen bisdom lag. Met opzet zal hij zijn reis naar dit domein hebben gericht om er de major, de meier, toeziener van het domein en vertegenwoordiger van het gezag, te ontmoeten. Het is dan ook zo goed als zeker dat Sint Elooi op het Oosthof heeft verbleven, en de meier heeft aangespoord om op zijn hof een kerkje te bouwen. In elk geval werd Sint Elooi de patroonheilige van de kerk van Snellegem en het kerkje werd gebouwd op de hofplaats van het Oosthof. Als dusdanig is de kerk van Snellegem de eerste kerk geweest van de hele streek: benaderend kunnen wij vaststellen dat zij in de tweede helft der zevende eeuw werd gebouwd.
In de twaalfde eeuw werd op dezelfde plaats een nieuwe kerk gebouwd, een schone basilikale kruiskerk, met een toren op de viering. Wie bouwde hier deze kerk? De toren en de beuk zijn aan vernieling ontsnapt en behoren tot de meest interessante fragmenten van Romaanse kerkbouw in West-Vlaanderen. In alle werken die hierover handelen wordt beweerd dat de kerk van Snellegem in 1119 aan Lambertus, abt van Sint Bertinus geschonken werd en dat deze abdij de Romaanse kerk die gedeeltelijk in 1892 afgebroken werd, heeft gebouwd. Hoe is deze vergissing ontstaan? Alle werken verwijzen naar Recueil des chartes du prieuré de Saint-Bertin à Poperinghe, uitgegeven te Brugge in 1870 door L.H. D'Hoop: Ego, Lambertus, gratia Dei et Tornacensium en Noviomensium episcopus fratri Lamberto, venerabili abbati Sancti Bertini, ...concedimus et confirmamus altare de Liswege, altare de Snelgerkycke, altare de Erninghem et de Bovenkyrcka in perpetua liberiate et canonica possessione iure tenenda. Actum apud Roslarem. 1119.
Naast het woord Snelgerkycke staat in het cartularium: Snellegem. L.H. D'Hoop heeft Snelgerkerke genomen voor Snellegem. Hij vergiste zich en allen hebben hem nagevolgd. Snelgerkerke is Snaaskerke en heeft met Snellegem niets te maken. Waar is het patronaatsrecht van Snellegem naar toe gegaan?
Het eigendomsrecht over parochiekerken werd op het einde van de elfde eeuw aan leken ontzegd: zij moesten de kerken die zij bezaten aan de bisschop of aan geestelijke communauteiten schenken. De graaf gaf hierin het voorbeeld: hij schonk voor hetgene het domein Snellegem betreft, de kerk van Sint-Michiels in 1089 aan het kapittel van Sint Donaas te Brugge, Straten in 1100 aan de abdij van Affligem en Varsenare in 1110 aan de abdij van Burburg.
De kerk van Snellegem schonk hij aan de abdij Sint Quinten-ten-Eilande in Vermandois. Wij weten echter niet wanneer. Uit een bevestigingsbrief van Bisschop Baldricus in 1102 kunnen wij opmaken dat de schenking voor deze datum is geschied. Deze grote abdij was dus niet alleen in het bezit van de moederkerk Oostkerke in 't Noorden van Brugge met de hulpkerken Wulpen, Westkapelle, Hoeke, Lapscheure, Moerkerke en Damme, maar ook van de kerk van Snellegem in het Zuid-Westen van Brugge. Haar invloed rond Brugge was zeer groot. Wellicht mogen wij het hieraan toeschrijven dat Sint Quinten zulk een geliefde volksheilige werd in het Brugse? Te Oostkerke heeft de abdij de kerk zelf aan Sint Quinten toegewijd. Te Snellegem hebben de monnikken, toen ze de Romaanse kerk bouwden, dit niet aangedurfd. Snellegem was geen nieuwe parochie zoals Oostkerke en had reeds een patroon: Sint Elooi. Ze hebben echter het hoogaltaar van de nieuwe kerk aan Sint Quinten toegewijd. In 1644 liet Judocus De Witte, pastoor, de kerk ombouwen en vergroten: twee nieuwe altaren werden op 16 April 1644 geconsacreerd. In de jaren 1890 werd deze kerk voor het grootste gedeelte gesloopt en vervangen door een banaal Gotisch gebouw waarbij de rest van het Romaanse kerkje tot afhankelijkheid werd verdrongen.
J. NOTERDAEME