De eerste aanwijzingen naar deze uitkomst moeten wij bij Ibsen zoeken, die in zijn strijd tegen de levensleugen onder alle vormen, begonnen is met een loutering, waarbij al het bijkomstige werd prijsgegeven om het essentiële over te houden. Hij heeft nog in de overtuiging geleefd, dat de volstrekt vrije, de soevereine mens een werkelijkheid was, tot hij in de laatste jaren van zijn leven, met De wilde Eend gaan inzien is, dat het bestaan zonder een zekere hoeveelheid zelfbegoocheling, zoals het bij hem heette, voor de gewone mens ondragelijk was. De eisen van het concrete geluksverlangen spraken de theoretische zelfgenoegzaamheid van de mens tegen.
W.B. Yeats de grote Ierse dichter en dramaturg, die zoveel Keltische motieven bij zijn werk heeft betrokken, heeft in zijn legendentoneel de greep van de bovennatuurlijke machten op het lot van de mens weer als een werkelijkheid voorgesteld. Na hem is de strekking sterker en algemener geworden, tot zij ten slotte aan het hedendaagse toneel zijn eigen karakter heeft verleend.
3. Men kan zich de vraag stellen, welke houding de moderne toneelschrijvers tegenover de grote vraagstukken van ieders menszijn aannemen. Van waar kom ik? Waar ga ik heen, Wat is mijn bestemming? Hoe kan ik haar bereiken? Naargelang de antwoorden die hierop verstrekt worden, kunnen verschillende strekkingen, die eerder van philosofische dan van artistieke aard zijn, onderscheiden worden. Wij denken er niet aan hierbij naar volledigheid bij het opnoemen van schrijvers met hun meest kenschetsende werken te streven. Het is alleen mogelijk de verschillende denkrichtingen aan te duiden en terloops met een paar namen te illustreren.
Wij wijzen in de eerste paats op het moderne christelijke toneel van Paul Claudel en Gabriel Marcel. Het geeft het eeuwenoud antwoord van het christendom, afgestemd op de bijzondere sensibiliteit van de moderne mens. De wereld is geen paradijs, aangezien er onrecht, lijden en zonde bestaat, maar terzelfder tijd ligt er in dezelfde vernederde, lijdende en zondige mensen een drang naar waarheid, goedheid en schoonheid, een onuitroeibaar heimwee naar een absoluut geluk. Zij zijn echter
Antigone (Sophocles)
Theatro greco Siracusa
niet in staat om zichzelf door eigen kracht te bevrijden en daarom hebben zij een verlossing nodig. Het christendom gelooft in die verlossing door de kruisdood van Gods enige Zoon. Het leven is tragisch uit zichzelf, maar zoals de Grieken de katharsis kenden, die een verzoening met de werkelijkheid mogelijk maakte, kennen de christenen de medewerking aan hun eigen verlossing, door de verdiensten van hun geloof en hun goede werken.
Een tweede strekking steunt op een relativistische opvatting van het zijnde, zoals ze vooral in het werk van L. Pirandello tot uiting komt. De mens is uiteraard een veranderlijk wezen. Wanneer is hij het meest zichzelf? Als kind, knaap, jongeling, volwassen man of grijsaard? Op ogenblikken van drift of van kalmte? Als hij bevestigt of loochent, als hij lacht of schreit? De grond van het leven, van het menselijke bestaan, is veranderen, vervloeien, prijsgeven wat men was, groeien naar iets dat men nog niet is geweest, dat men nooit ervaren heeft en waarover men geen voorafgaande zekerheid kan verwerven. Kan de mens wel enige zekerheid veroveren? Neen, antwoordt Pirandello. Want de mens is niet één, hij bezit ontelbare wisselende persoonlijkheden. Hij is ‘Uno, nessuno et vento mila’, om het met een titel van de grote Italiaan onder woorden te brengen.
Van de mening dat er geen zekerheid bestaat, tot de loochening van Gods bestaan is de afstand niet groot. Het atheïsme is niet nieuw; het is het wel in zijn existentialistische verschijning, zoals het door J.P. Sartre wordt beleden. Het bestaan heeft geen zin. De mens is in het leven geworpen, zonder dat hij het zelf heeft gevraagd. Het enige wat hij bezit is hetgene hij zelf van zijn leven maakt. Maar zijn middelen zijn te beperkt om datgene te maken wat betekenis en waarde aan alles zou schenken. Er blijft niet anders over dan angst en walg.
4. Een andere vaststelling betreft de moderne toneelstijl. Van het ogenblik dat de mens, de eeuwige en toch concrete, weer het enige onderwerp van het kunstscheppen wordt, is het experimenteren met bijkomstigheden overbodig geworden. Decor, belichting, grime, worden wat zij ook dienen te zijn: hulpmiddelen, die de aandacht niet van de speler mogen
De Cycloop (Euripides)