[Kunst en geest]
[Hulde aan de bekroonde der Scriptores 63 Catholici 1953]
de bekroning van andré demedts door de Scriptores Catholici in Januari ll. te Brussel is een verheugend feit, dat deze Scriptores eert. Ze eert namelijk een nobel Westvlaams kunstenaar, die over ons hele taalgebied en zelfs daarbuiten van betekenis wordt geacht. ¶ De plaats ontbreekt hier om de veelzijdige bedrijvigheid van Demedts te schetsen: als dichter, romanschrijver, criticus, bloemlezer, journalist, toneelschrijver, zonder dan nog te gewagen van zijn culturele werkzaamheid op radio-gebied en als voordrachtgever op honderden spreekgestoelten. Ook ontbreekt hier de ruimte om de groei en ontwikkeling, de artistieke aspecten en de menselijk-ingewikkelde zin van zijn werk te belichten. ¶ Misschien is het meer geschikt in enkele regels een saluut te brengen aan de christelijke authenticiteit van Demedts' werk, naar aanleiding van deze specifiek-katholieke eerbetuiging. ¶ Gezien van uit het standpunt van de christelijke beoefening van de kunst in onze wereld, lijkt mij een eerste betekenis van dit werk te liggen in zijn integrale eerlijkheid. Het vertrekt niet uit tendentieuze overwegingen of didactisch-apostolische behoeften, hoe eerbiedwaardig ook, maar uit een innerlijke waarheid. Demedts heeft zich, zonder enige behoefte aan schijn of tendenz, met volle overgave gewijd aan de ervaring en de ontleding van zijn persoonlijke existentie, met al haar verscheurdheid en eenzaamheid, haar onmacht en haar verweer. Niet enkel als lyricus, maar ook als prozaschrijver geeft hij de naakt werkelijke openbaring van zijn eenzame, onrustige, grote en kwetsbare ziel. Deze persoonlijke situatie heeft hij, krachtens zijn sympathie en bezinning, weten te verruimen tot een universeel levensbeeld, waarvan men wel de objectieve maar niet de persoonlijke waarachtigheid kan loochenen. Vanuit zijn persoonlijk tragisch levensbewustzijn, en van uit zijn visie op het essentiele menselijk tekort, is
Demedts dan eerlijk zijn existentie-ervaring gaan toetsen aan het geloof onzer vaderen en vooral aan zijn persoonlijke christelijke hoop. ¶ Al is zijn visie op de aardse conditie van de menselijke persoonlijkheid en gemeenschap in de laatste jaren positiever geworden, toch blijven bij hem alle aardse waarde-belevingen (vriendschap, liefde, arbeid, genot, ras, gemeenschap, enz.) slechts de betekenis hebben van een korte cessation d'inquiétude, om met Pascal te spreken, die de tragische mislukking van het menselijk bestaan wel eens verdoezelen maar niet fundamenteel opheffen. Alléén God, en dan vooral de Verborgen Vader, die soms zó mysterieus zwijgen kan maar dan toch de onbegrijpelijk-Barmhartige blijft, kan het menselijk bestaan een zin geven. Zo is het werk van Demedts, van uit een diepte van eenzaamheid en verworpenheidsgevoel, soms doorvlaagd met kreten van mannelijk verzet, georienteerd naar dat éne grote mysterie: het soms zo verre en toch eens nabije Mysterium Caritatis. ¶ Omdat Demedts het geloof integreert in een oorspronkelijk en oprecht bestaan, waarin bovendien het tragische van het inzicht en het sombere van het hart tot aan de grenzen der mogelijkheden domineren, is zijn werk een zó overtuigend en roerend getuigenis voor de àlmenselijkheid én de transcendentie van ons Geloof. Sommigen zullen in zijn werk stichtelijkheid en optimisme missen, anderen echter zullen zich verheugen over deze ruime integratie van enkele fundamentele aspecten der algemeen-menselijke (en ook hedendaagse!) existentie in onze universele Katholiciteit. ¶ Men moet inderdaad om Demedts als kunstenaar, als mens en gelovige, volledig te kunnen ‘begrijpen’ en waarderen, waarachtig-christen en universeel mens zijn. ¶ Demedts is een geboren metaphysicus van het gemoed. Hij is, met afschuw voor alle opzettelijkheid, een der diepst-religieuze naturen die ik ken. Hij is in
zijn boeken en in zijn persoon een der meest wezenlijk-grondige mensen die ik ooit heb ontmoet. En wanneer wij hem om deze bekroning feliciteren, dan mogen wij vooral niet vergeten, dat hij een van die niet zo talrijke schrijvers is, die geen andere kroon ter wereld wensen dan: gehoorzaam aan God en rotsvast in hun geweten, zich zelf te zijn. Edel zich zelf zijn. Onberekend zich zelf geven. Dàt is zijn grootheid.
ALBERT WESTERLINCK