| |
| |
| |
Plastiek
Vlaamse missionarissen-kunstenaars
ZELDEN werd er reeds gewezen op de artistieke prestaties die door vele begaafde zonen van ons volk in de missie werden verwezenlijkt. Meteen is het opzet van deze bijdrage nader omschreven. Al hebben alle missionarissen-kunstenaars niet aan inlandse kunst gedaan, toch gaat bij voorkeur onze belangstelling naar die kunst uit, omdat zij in zo nauw verband staat met de toekomst van het volk in de missie. Over het probleem van de inlandse kunst, en over de wederzijdse aanpassing werd de laatste jaren veel geschreven. Het is niet de bedoeling hier oude twistvragen op te rakelen of op te lossen, maar wel een zo volledig mogelijk overzicht te geven van het artistieke werk van Vlaamse missionarissen. Dat bij zulk uitgebreid onderwerp gemakkelijk iemand vergeten wordt, zal de goedgunstige lezer welwillend door de vingers zien.
| |
Langzame evolutie
Op zeldzame uitzonderingen na, hebben de katholieke missionarissen die sedert de grote ontdekkingsreizen Oost en West evangeliseerden weinig rekening gehouden met de inlandse kunst van hun missiegebied. Zo was het mogelijk dat uit voortvarende geloofsijver zoveel grote kunstwerken in Mexico en Peru werden verwoest. Zelfs onze kunstminnende Vlaamse minderbroeder Pieter van Gent zag in de Mexicaanse prachtgebouwen slechts tempels van de duivel en evenals zijn ordebroeder, Pater De Rijcke in Peru, zou hij ze zoveel mogelijk met de grond gelijk maken. In plaats van de gesloopte tempels werden grootse kerken gebouwd in Europese stijl terwijl al te vaak meubilering en ornamentatie naar ingevoerde modellen werden vervaardigd. De christelijke kunst werd in de missielanden gesteld tegenover de inlandse kunst van de heidense tempels.
In een zeer traag tempo heeft zich in de missielanden een evolutie voltrokken die thans de tegenpool van de vroegere opvattingen schijnt te benaderen. Wellicht heeft daartoe niet weinig bijgedragen de buitengewone bloei van de missionering in de 19e en 20e eeuw en tevens het feit dat aan vele gebieden een kerkelijke zelfstandigheid werd bezorgd. Met die autonomie kreeg ook het eigen volksleven zijn volle recht.
| |
Christelijke kunst in China
Reeds in de jaren 1920 ijverde Mgr Constantini, alsdan pauselijk legaat in China, voor een religieuze inlandse Chinese kunst. Met dat doel werden Chinese kunstenaars, christenen en niet-christenen aangesproken, onder anderen Luc Cheng, professor aan de katholieke hogeschool van Peking. In deze christelijke kunstrichting werd een voorname rol gespeeld door Pater Edmond Van Genechten (Geel 1903). Toen deze jonge Scheutist in 1930 naar China vertrok had hij reeds zijn sporen als Kempische kunstenaar verdiend. Hij kreeg de opdracht niet alleen de Chinese kunst en cultuur te bestuderen, maar zelf het Chinese penseel ter hand te nemen, om later een eigen Chinese christelijke kunst te scheppen. Acht jaar lang leefde Pater Van Genechten als missionaris zo intens mogelijk het Mongoolse volksleven mee, maar ook de kunstenaar oefende zich onverpoosd. De muurschilderingen in vele kerken getuigen nog van zijn groeiende vaardigheid, die o.m. fel werd aangescherpt door zijn samenwerking met een van de rondreizende kunstenaarsgilden. Van 1939 tot 1946 verbleef Pater Van Genechten te Peking waar hij bij verschillende Chinese meesters in de leer ging, om hun eigen specialiteit
E. Van Genechten, Rhythme.
| |
| |
te bestuderen. Het is niet gemakkelijk voor een buitenstaander een juist oordeel over het werk van Fang-Hsi-Sheng (zijn Chinese naam) te formuleren. Pater Van Genechten neemt China aan als zijn eigen land en tracht in zijn werk de eigen kunstwil van China uit te drukken. Hij gebruikt daartoe de eigen Chinese techniek. In zijn meer ingetogen religieuze composities als in zijn onderwerpen uit het Chinese leven treffen de zwierige beweging, de zeer natuurlijke uitdrukking en houding naast de fraaie bekoring van de Oosterse omlijsting.
Onder de jongere missionarissen-kunstenaars moet zeker melding gemaakt worden van Dom Werner Papcians de Morchoven. Hij werd geboren te Brugge op 28 Januari 1914 en trad na zijn humaniorastudiën in de Sint Andriesabdij. Hij werd priester gewijd in Juni 1938 en vertrok naar China in December 1939. Twaalf jaar lang was hij ginds werkzaam. In Februari 1952 werd hij door de communisten uit China verbannen, en kwam hij naar België terug.
Van jongsaf was hij met het tekenen vertrouwd en vele Bruggelingen herinneren zich nog de twaalfjarige knaap die met veel ernst onder de bomen van de Groene Rei de Paardenbrug of de Meebrug aan het schilderen was. In China legde hij zich met nieuwe ijver op zijn geliefde kunst toe.
E. Van Genechten, De Kruisiging.
E. Van Genechten, De engel (detail uit de Boodschap).
De Chinese bergen en landschappen namen de plaats van de Brugse reien in. Te Chengtu doceerde hij het tekenen en de kunstgeschiedenis aan de Akademie. Enkele tentoonstellingen te Chengtu en in 1947 te Brussel gaven duidelijk te kennen dat zijn kunst, onafhankelijk van welke school of akademie en door eigen vorming tot rijpheid gekomen, niet te minachten is.
| |
Religieuze kunst in Belgisch Kongo
Terwijl de missionaris in China staat voor een eeuwenoude cultuur waarop het christelijk ideaal kan geënt, bevindt de missionaris in Kongo zich voor een betrekkelijk primitief volk. De eerste zendelingen en kolonisators hebben wellicht de cultuur van dit volk onderschat, want achteraf is gebleken uit de verschillende verzamelingen in Europese musea, dat de zwarten er toch in geslaagd waren heel wat merkwaardige kunstvoorwerpen voort te brengen. Voor de missionaris rijst onmiddellijk de vraag: kan deze kunst, die een volkskunst is, aangepast werden aan het katholiek geloof? Voor de kunst die in innig verband staat met het fetisjisme is het antwoord, althans voorlopig, negatief, maar elke andere, vooral de ornamentele kunst, kan door het katholicisme worden opgenomen. Maar ook deze eerder primitieve kunstvormen lopen gevaar spoedig te vervallen en te verworden door de snelle evolutie die thans de zwarten overrompelt. De kolonie wordt overspoeld met goedkope en gemakkelijke gebruiksvoorwerpen
| |
| |
E. Van Genechten, Lijdend China.
uit Europa, ook de zwarten gaan hun eigen aard verloochenen en het vreemde na-apen. Al deze factoren dragen er schuld aan dat heel spoedig de echte inlandse kunst, niet alleen op het gebied van de figuur, maar ook op gebied van de ornamentatie zal verdwenen zijn. Loffelijke pogingen werden reeds ondernomen om de inlandse kunst te redden, onder andere door Les Amis de l'Art Indigène en andere blanken, maar de samenwerking tussen vele toegewijde krachten laat soms te wensen over. Ook de missionarissen kunnen op dit gebied merkwaardig veel werk verrichten. In hun ambachts-en kunstscholen kunnen zij leiding en opdracht geven bij het vervaardigen van kunstwerken. Belangwekkend in die zin zijn de pogingen ondernomen door de Paters Dominicanen in hun kunstschool van Kungu (Opper-Uele) bij de Mangbetu's. Broeder Meylemans, O.P. bereikte verheugende resultaten bij dit begaafde volk. Onder zijn leiding kwam de bekende Kerstkribbe van Prins Boudewijn tot stand, die door inlandse kunstenaars werd gebeeldhouwd.
| |
Een pionier der inlandse kunst
Baanbrekend werk voor de inlandse religieuze kunst levert Pater Nico Vandenhoudt (Lummen 1907). Deze Scheutist die in 1933 naar de Boma-missie vertrok, laat zich in zijn snel-aangroeiend werk vooral leiden door opvattingen en schoonheidsvormen die de zwarten zelf het sterkst aanspreken. Naar de werkelijkheid tekent hij het typische van hun gebaren, hun handelwijze en hun klederdracht, zodat vaak een klein détail het diep-eigen leven van de inlander openbaart. In grote eenvoud, met een fijne overgang van licht en schaduw en met zeer verzorgde afwerking, tracht Pater Vandenhoudt voor de zwarten zelf een voorbeeld te scheppen van inlandse christelijke kunst, die de inboorlingen kan boeien en ontroeren. Enkele beelden uit zijn nieuwe reeks Het Symbolum zijn meesterlijk van compositie en uitdrukking, onder andere de tekening in vitam aeternam waarin men niet weet wat de voorkeur wegdraagt: de uitbeelding van de oneindige goedheid in de Vader of de weergave van de zalige berusting in het kind.
Om zijn Kongolese koppen vermelden wij hier ook Pater Petrus Vertenten (Hamme 1884 - Wilrijk 1946). Zijn voornaamste kunstprestaties schonk de Redder der Kaja-Kaja's tijdens zijn verblijf in Nederlands Nieuw-Guinea (1910-1925) waar hij een volk van de ondergang redde. Met minutieuze zorg en sterke kleuren heeft hij ginds een indrukwekkende rij Kaja-Kaja-typen getekend. Dit werk behoort zeker tot het beste van wat ons uit de missie onder ogen kwam en toont slechts een onderdeel van de grote begaafdheid van deze verdienstelijke missionaris.
Pater Mayens (Malderen 1899) van dezelfde Congre-
Dom W. Papeians de Morchoven, Chinees landschap.
| |
| |
Dom W. Papeians de Morchoven, Tempelzicht.
gatie, lange jaren werkzaam in Kongo, stelde enkele doeken ten toon, die opvallen door hun warme toon en flinke borsteling. Hij beoefende ook met succes lino- en houtsnede en oogstte veel bijval met het optreden van zijn origineel Europees poppentheater.
| |
Inlandse godsdienstige muziek
Van heel bijzondere betekenis waren de pogingen door enkele begaafde missionarissen ondernomen om in het vicariaat Coquilhatstad een eigen inlandse religieuze muziek te scheppen. Naast de naam van de voortrekker, de muzikaal en letterkundig zeer onderlegde Pater Jans (Antwerpen 1886) blijft vooral die van Pater Alfons Walschap (Londerzeel 1903 - Antwerpen 1938) aan deze pogingen verbonden. Deze raskunstenaar was theoretisch niet zeer sterk onderlegd, maar hij peilde met zeldzame intuïtie en aanpassingsvermogen de ziel van de zwarte en trachtte haar een eigen religieus lied te geven. De Kongolese muziek is meestal gevormd door een eenvoudige maar sterk gerhythmeerde melodie met eigen karakteristieke wendingen. Die melodie wordt door een of meer zangers soms met een kleine variante, voortdurend herhaald. Toch heeft ze niet dat streng omschreven kader dat sommige musicologen haar toeschrijven. Ze bezit vele karaktertrekken der primitieve muziek maar bevindt zich in volle ontwikkeling, niet alleen door haar contact met de Europese muziek maar onafhankelijk, uit zichzelf. Men vindt er melodieën met streng gelimiteerd notenaantal, andere waarin de natuurlijke gamma volledig aanwezig is. Sommige worden begeleid met slaginstrumenten, andere niet. Pater Walschap begon met de negerliederen te beluisteren: de rouwzang van de moeder over haar kind, de zang van de rakkers op school, en van de dragers in de karavaan, de lichte huppelende dansen op het avondlijke dorpsplein. Hij nam dit alles in zich op en begon toen zelf het lied te zingen dat in zijn hart en geest was gegroeid.
Pater Walschap componeerde een oratorium, twee missen, en een macht van volksliederen. Zijn vroege dood heeft een rijke belofte gebroken, maar zijn pogingen worden voortgezet door Pater De Knop (Kobbegem 1906) wiens Kongolese mis met groot succes werd uitgevoerd te Hamme bij de onthulling van het standbeeld van Pater Vertenten in October 1951. Ook in andere gebieden van de kolonie werden vruchtbare pogingen ondernomen; wij verwijzen naar de uitslagen bereikt in Katanga, door Pater Lamoral, O.S.B., over wie hier afzonderlijk wordt gehandeld.
| |
Vlaamse missionarissen schrijven
Een bibliographie van de Vlaamse missionarissen der laatste eeuw zou een indrukwekkende publicatie zijn. De Proeve eener bibliographie van de Missionarissen van Scheut (1938) bezorgd door Paters Willem A. Grootaers en Dries Van Coillie, doet verbaasd opkijken naar zulke onvermoede productiviteit bij onze Vlaamse zendelingen. Geschriften met louter stichtende of zakelijke bedoeling laten wij hier onbesproken, evenals het wetenschappelijk werk dat verricht werd op ethnologisch, demographisch en linguistisch gebied: Paters Mostaert en Mullie voor China, Mgr. Declercq en Pater Hulstaert voor Kongo. Wij beperken ons tot geschriften die een litteraire inslag hebben. Ook in dit domein stellen wij een ontzaglijke groei vast in de laatste jaren.
In 1943 gaf Pater Boon, C. SS. R. een missiedeclamatorium uit De roep der verre landen, waarin het beste werd samengelezen wat in Vlaanderen over de missie werd geschreven. Het aandeel der missionarissen zelf doet eerder schraal aan, en hoge kunst is hun bijdrage niet altijd. Het werk was bovendien onvolledig. Pater Walschap bijvoorbeeld werd niet eens vernoemd. De Kongolese fabels van Pater Ivo Struyf, S.J. en de vertellingen van Pater Claerhoudt (Veurne 1892) verdienen stellig de aandacht. De missionarissen-dichters die in de bundel aan het woord komen zijn ongeveer alle Scheutisten. Pater N. Flameygh (Roeselare 1888) die jarenlang redacteur was van de Annalen der H. Kindsheid, bezat een vruchtbare fantasie en een welversneden pen, die ons tal van missiespelen, -liederen en gedichten schonken. Even verdienstelijk en vruchtbaar was het werk
| |
| |
van Pater Jozef Declerck (Wortel 1894 - Siwantze 1929). Op poëtisch gebied verschenen de laatste jaren enkele missiebundels, die echter geen hoge vlucht nemen en die we niet alle kunnen vermelden. Toch houden wij even stil bij Coda van Arthur Verthé, C.I.C.M. (Ingelmunster 1926) dat een sterk talent aanwijst.
Waar we op prozagebied vroeger slechts konden wijzen op overigens verdienstelijke werken als de brieven van Pater Vyncke en de reisverhalen van Pater De Deken, melden zich thans een hele rij verdienstelijke missionarissen-schrijvers aan. Pater Boelaert, M.S.C. (Aaigem 1900) schreef voor de jeugd een goede roman over Papoea: Het Kruis van Tugude. De reeds als tekenaar vermelde Pater Vertenten schonk ons een boeiend werk Vijftien jaar bij de koppensnellers van Nederlands Nieuw Guinea. Het meestgelezen Vlaamse boek over China in de laatste jaren is zeker De Blauwe Vallei van de begaafde verteller Pater Boutsen, O.F.M. Pater Cor de Schutter (Kapellen 1887) die sinds 47 jaar ononderbroken in China verblijft, liet de laatste maanden slag op slag drie missieromans verschijnen die sterk onze aandacht opeisen. In een zuivere, sierlijke en lenige taal laat hij op vlotte wijze zijn boeiend verhaal ontwikkelen, dat echter soms dramatische spanning mist om grootse allure te krijgen.
Het aandeel van de missionarissen in onze koloniale literatuur is tot nog toe eerder klein geweest. Talentvol was zeker het werk van Pater Adolf Verreet (Turnhout 1894-1950)
Nico Vandenhoudt, Ecce Mater tua.
Nico Vandenhoudt, Het laatste oordeel.
die ons drie graaggelezen boeken over Kongo schonk. Het enige werkelijk groot talent dat zich hier opdringt is de reeds geciteerde Pater Alfons Walschap. Uit de romanfragmenten die van zijn hand onder meer in Dietsche Warande en Belfort verschenen, bleek dat hij de kracht was die ons de eerste grote koloniale roman in onze taal zou schenken. Hij stierf echter voor zijn eerste werk voltooid was. Zopas verscheen zijn verzameld werk met een levensbeschrijving door Gerard Walschap en een inleiding door Dr Vital Celen (De Sikkel, Antwerpen).
*
Uit dit overzicht van het werk onzer Vlaamse missionarissen-kunstenaars mogen wij met fiere vreugde besluiten: wij groeien. Op elk gebied staan tussen vele verdienstelijke pogingen rijke verwezenlijkingen. De kunst in dienst van de missie is een ideaal dat ook en vooral onze Vlaamse missionarissen moet bekommeren. Zij hebben voortaan ook op dit gebied een naam hoog te houden.
J. VLAMYNCK, M.S.C.
|
|