Paul Gilson en baron Joseph Ryelandt
IK heb in mijn leven het voorrecht genoten twee grote musici te kennen die me steeds getroffen hebben door hun aangeboren eenvoud en nederigheid: nl. Paul Gilson en Jos. Ryelandt. Ik heb die zeldzame eigenschap in beiden steeds bewonderd en blijf er mijn leven lang met ontroering aan terugdenken. Want is er iets schoners dan een groot kunstenaar te zijn en tevens een eenvoudig, edel, hartelijk mens? IJdele roem of roemzucht daarentegen verblindt de geest, verstokt het hart en maakt het werk onvruchtbaar.
Paul Gilson, in 1865 geboren, is ons in 1942 ontvallen. Ryelandt is gelukkig nog springlevend, ondanks zijn 82 jaar. Beiden zijn dus lange jaren tijdgenoten geweest, al hebben ze waarschijnlijk weinig of geen omgang gehad met elkaar.
Ik zal me niet wagen aan een vergelijking tussen hen op muzikaal gebied: dit zou me te ver leiden en de ruimte, die mij hier is toegemeten, overschrijden. Maar in belevenissen en toestanden, die bij velen, innerlijk of uiterlijk, hevige emotionele reacties zouden uitlokken, is de psychische gesteldheid en verwantschap van deze twee naturen bizonder treffend. Lichtgeraaktheid is hun vreemd. Eerbetoon of verguizing prikkelt hen niet, doch laat hen kalm en onberoerd.
In hun eenvoud en openhartigheid ligt vermoedelijk ook de oorzaak van hun waardering en genegenheid voor de in hun kringen veelal versmade moedertaal. Deze moge zich dan in hun woord en pen soms onbeholpen voordoen - althans naar evenredigheid van het snedige, smijdige Frans dat ze schrijven - toch wekt die gemoedsgesteldheid sympathie. Het toeval heeft immers gewild dat beiden, de ene door langdurig verkeer in Franse kringen van de hoofdstad, de andere door een Franse opvoeding, het Nederlands niet met hetzelfde gemak hanteerden als het Frans; maar beiden zijn hun moedertaal, de jaren door, trouw gebleven en hebben vaak in Vlaamse teksten hun beste inspiratie gevonden. Jos. Ryelandt was daarbij een vurig bewonderaar van Guido Gezelle - nóg een onzer grootste ootmoedigen! - en vond in deze vrome natuurdichter de snaar die zijn gevoelig kunstenaarsgemoed deed trillen. Ja, het hart van Ryelandt is Vlaams, en een innige vroomheid voedt zijn liefde voor Vlaanderens taal en zeden.
Ootmoed is, volgens Bourdaloue, niets anders dan volmaakte zelfkennis en, volgens de H. Bernardus, de juiste kennis van eigen zwakheid - wat ongeveer hetzelfde is. En daarom leert de Navolging van Christus: ama nesciri et pro nihilo reputari. Leef onbekend en ongeteld. Een hoogstaand mens is nederig, want de volle korenaren hangen 't laagst. ‘Der Weise fragt nicht, ob man ihn auch ehrt; nur er allein bestimmt sich seinen Wert’ (Seume). De wijze vraagt niet of men hem ook eert; hij alleen bepaalt voor zichzelf zijn waarde.
Toch is, zoals voor Paul Gilson, ook voor Jos. Ryelandt de openbare erkenning gekomen. 't Is late roem, maar 't is wellicht een duurzame. Vlaanderen eert thans in hem een toondichter van ongewone betekenis en een rechtschapen, edel mens.
Moge hij nog vele jaren in rijke klanken zijn ziel uitspreken, omringd door de stille verering van familie en vrienden, en naar waarde geacht door de Vlaamse gemeenschap, voor wie zijn kunst hoofdzakelijk bestemd is!
ALFONS MOORTGAT