Een merkwaardige restauratie
TOEN in 1628-1642, onder abt Bernard Campmans, de Brugse Duinenabdij werd opgetrokken, voerde men slechts gedeeltelijk het oorspronkelijke plan uit. Dit was het geval voor de oostvleugel en voorgevel langs de Potterierei. Het ontwerp ziet men voorgesteld op een ets van A. Sanderus (Flandria Illustrata, dl I, Keulen, 1641, bl. 247), waarbij men het volgende opschrift leest: Abbatia B. Mariae Virginis de Dunis Ordinis Cisterciensis ut iam aedificatur in urbe brugensi. Een monumentaal langwerpig gebouw met drie rijen boven elkaar geplaatste vensters en in het midden een dubbele trap, toegang gevend tot de ingangspoort, die met een nis bekroond is.
Met dit groots ontwerp werd zo goed als geen rekening gehouden, toen men in 1840, vier en veertig jaar na de afschaffing van de abdij, het gebouw langs de Potterierei optrok: een banaal, langwerpig, hoogverheven gevel, langs boven afgewerkt door een brede kroonlijst die het dak maskeerde. Een eeuw later drongen herstellingswerken zich op.
Op verzoek van de betreurde ekonoom van het Seminarie, kanunnik Valeer Coucke, besloot de Provinciale Technische Dienst van West-Vlaanderen de bouwvallige gevel af te breken, door een nieuwe te vervangen, en het gebouw door een spitse zadeldak te verhogen. Hoofdingenieur Joris Verbeke gelastte zich met het ontwerp, ondernemer Adhemar Hoenraet met de afbraak- en bouwwerken die op 20 Maart 1951 voleindigd waren.
De grondgedachte is ontleend aan het oorspronkelijke plan van Campmans, waaraan verscheidene opmerkenswaardige wijzigingen zijn aangebracht: de gelijke hoogte van de vensters der twee verdiepingen; drie portalen; drie schoorstenen, zes kleine en zes grote dakvensters, die het gebouw bekronen, en waarvan de kunstige vormen aan de oorspronkelijke zuid- en westvleugels ontleend zijn. Het nieuwe gebouw staat aldus in harmonisch verband met het oude gedeelte. Boven de centrale ingangspoort prijkt het statige beeld van de H. Donatianus, gebeiteld naar het model van het bekende schilderij door Jan van Eyck in het stedelijke museum. Onder het beeld is de dorpel versierd door de wapenschilden van het graafschap Vlaanderen en van wijlen Monseigneur Lamiroy. Twee halve zuilen met Ionische kapitelen omlijsten de poort en schragen de fries en de voluten, die de sierlijke nis aan weerszijden steunen. De twee zijportalen stemmen met het middenste overeen, maar zijn eenvoudiger afgewerkt met nis en heiligenbeeld. Aan de noordkant herkent men de Zalige Karel de Goede, met het oude Vlaamse wapenschild: gegeerd van goud en azuur, in hartpunt een schild van geel. De voorstelling van de heilige beantwoordt aan het paneel van de kathedraal te Brugge, met dit verschil, dat het zwaard op de grond rust. Het stemmige beeld van het portaal aan de zuidkant is wellicht het mooiste van de drie. Het stelt de Zalige Robert van Brugge voor, de eerste cisterciënzer abt van de Duinenabdij (1139-1153), die zijn staf schuin langs het lichaam en rechter voorarm laat rusten, terwijl hij mediterend in een boek leest. Het wapenschild van Gruuthuze herinnert aan Robertus de Brugis, een van de edellieden, die gegeerd van goud en azuur, in hartpunt een schild van keel. S. Bernard omstreeks 1130, tijdens zijn eerste reis in onze streek, voor het kloosterleven had gewonnen. Deze drie beelden zijn het oeuvre van de brugse beeldhouwer Alfons De Wispelaere.
Voor de beelden, de deur-, venster- en schoorsteenomlijstingen, de kroonlijst en de gevelbanden gebruikte men 130 m3 kalksteen. De plint is in zandsteen van de Ourthe (51 m2) en het metselwerk bestaat, zoals in de oorspronkelijke delen, uit zware bakstenen (moeffen). Alle onderdelen passen harmonisch in de monumentale gevel, waarvan iedereen de stoere en gezonde pracht bewondert. Dit meesterwerk strekt de Provinciale Technische Dienst tot eer.
PROF. B. JANSSENS DE BISTHOVEN
Hoogleraar aan het Seminarie te Brugge.