ceerwerk wordt steeds door fijn bewerkte bakstenen gevormd en verleent een rijk aspect aan deze Gothische architectuur.
4. Vrijwel al de gothische gevels staan met de kleine gevel (smalgevel) langs de straat. De oudste gevelbekroning is ongetwijfeld de puntgevel, die rechtstreeks afstamt van de houtbouw. Doch reeds in de eerste helft van de XVde eeuw verschijnt ook de trapgevel o.m. op werken van Vlaamse Primitieven. Beide vormen treffen we in die periode te Brugge in omtrent gelijk aantal aan.
In de gothische gevels van Brugge kunnen we een drietal belangrijke verschillende bouwtypen onderscheiden. Stippen we vooreerst aan dat de meeste gevels in baksteen opgetrokken zijn. Er zijn slechts een achttal gevels in witsteen bewaard gebleven.
Het eerste geveltype, dat ook het oudste is, vertoont een gevelschema, waarbij alle venstertraveeën afzonderlijk omlijst zijn. (travee: is de indeling van de gevel in gelijke gedeelten in de breedte en wordt gerekend naar vensters of deuren). De lijsten, die nissen vormen waarin de vensters boven elkaar ingesloten worden, zijn boven door een rondboog gesloten.
Enkele voorbeelden: Het Zwarte Huis, Kuiperstraat, Huis Bouchoutte, Grote markt, (derde kwart XVde eeuw), De Croone, hoek St Jansplaats (ca 1500) e.a.
Het tweede type waarvan omstreeks 1520 het eerste voorbeeld moet gebouwd geweest zijn breekt met die afzonderlijk afgesloten traveeën en er worden nu twee, drie en zelfs meer venstertraveeën in één lijst, die sierlijk golft, samengevoegd. De lijst vertrekt aan de beide uiteinden van de gevel en gekomen aan het midden van de hoogte buigt ze soepel naar de top toe, omsluit daar boven het top venstertje om dan verder opnieuw naar het andere uiteinde te dalen. Enkele voorbeelden: Molenmeersch nr 32 (1530) en Huidevettersplaats nr 13.
Een derde type, feitelijk een tussenvorm der twee vorige, verschijnt eveneens omstreeks 1520. Alle venstertraveeën worden hier weer afzonderlijk beklemtoond en door een lijst in een nis omsloten. Doch de middentraveeën (één of meer) worden afzonderlijk in één lijst, die van onder tot boven gaat, ingewerkt. De linkse en rechtse traveeën worden eveneens afzonderlijk omlijst en zijn meestal afgesloten door een begonnen rondboog, die op een punt uitloopt. Deze lijsten sluiten bij deze van de middentravee harmonisch aan. Enkele voorbeelden: Ambachtshuis der Schoenmakers, Steenstraat nr 40 (gedateerd 1527), Pourbusstraat nr 7, nr 3 en nr 5. Dit gevel type komt in de XVIde eeuw zeer veel voor. Na deze enkele woorden over de kenmerken van de Brugse gothische gevels en over de voornaamste typen rest ons nog enkele van de mooiste gevels aan te halen.
Het Tolhuis (thans Stadsbibliotheek) en De Croon (hoek St. Jansplaats en Wijnzakstraat) behoren tot de indrukwekkendste gevels van het eerste type uit Brugge. De eerste Het Tolhuis liet Pieter van Luxemburg in 1477 in witsteen optrekken (afb. 1). Het is een gebouw met vier venstertraveeën en vier verdiepingen. Links springt een portaalingang ver vooruit. Dit portaal is met een prachtig wapenschild versierd en bekroond met een even mooi uitgewerkte borstwering.
De Croon (afb. 2) is opgetrokken in baksteen en mag circa 1500 gedateerd worden. De ranke muurdammen en de lijsten, die de opeenvolgende vensters der verdiepingen in één lijn omsluiten, geven een buitengewoon verticaal accent aan het geheel. Even indrukwekkend is de dubbele trapgevel Den Struys, Biskayerplaats nr 6, (ca 1510), (afb. 3) met acht traveeën en sterk geprofileerde muurdammen, die vlak boven het gelijkvloers opstijgen. Een der kleinste gothische gevels, eveneens van het eerste type, is gevel nr 32 in de Zilverstraat van Jean Vasquez in witsteen en gedateerd: 1468. De gevel eindigt in een punt (afb. 4). Het kleinste geveltje van Brugge is het Pyndershuis op de Jan Van Eyckplaats vlak naast het Tolhuis. Dit kleine geveltje in witsteen is rijk opgevat en met beelden en fijn traceerwerk versierd (hersteld) (afb. 1, uiterst links).
Tot de merkwaardigste gevels van het tweede type behoort gevel Huidevettersplaats nr 13, een kleine gevel waarbij de twee venstertraveeën door een golvende lijst omsloten worden. Doch de beste is wel de gevel Molenmeersch nr 32, waar één lijst van beneden naar boven en weer sierlijk dalend alle vensters omlijst. Fijn traceerwerk, telkens anders van tekening, versierd de boogtrommels.
Van het derde type vinden we tal van mooie voorbeelden. We vernoemen hier vooreerst het
Ambachtshuis der Schoenmakers, Steenstraat nr 40, waarvan slechts het bovengedeelte overgebleven is. Het is een monumentale bakstenen trapgevel, die 1527 gedateerd is. De vijf venstertraveeën blijven afzonderlijk. De dunne muurdammen en de opeenvolgende omlijste vensters verlenen aan deze brede gevel toch een sterke verticale lijn. Van dit type staan een paar prachtige gevels in de Pourbusstraat. Zo deze van de
Pourbusstraat nr 3, een trapgevel in baksteen uit het tweede kwart der XVI
de eeuw, waarvan de boogtrommels en muurvlakten met grillig en fijn traceerwerk opgesmukt zijn. De
gevel nr 7, eveneens een trapgevel in baksteen en gedateerd: 1530. De muurdammen zijn
Huis Den Struys. Baksteen, circa 1520. Biskayerplaats 6. Laat-gothiek. Eerste type.
hier vrij breed maar werden boven opengewerkt met blindnissen. Prachtig is het ragfijne traceerwerk in de hoogvelden. Het lijkt Brugse kant in baksteen. Deze versieringen evenals de bekende erker van Herman van Oudevelde, Vlamingstraat (1514) leren ons wat die Middel-