hebben het genre zo bemind gemaakt, dat het spoedig even talrijke als begaafde aanhangers telde. De romans van Scott kunnen als het prototype gelden van wat de historische romankunst in de volgende decennia zal opleveren. Het onderwerp dat telkens weer behandeld wordt is de strijd, die door heroïsche mensen wordt gevoerd, niet om hun eigen welzijn alleen, zelfs niet om hun eigen welzijn in de eerste plaats, maar om het geluk van hele groepen, van hele volkeren zelfs te verzekeren. Die heldenfiguren zijn de dragers van grote gedachten. Hun karakter is zodanig vereenvoudigd, dat het daardoor ontzagwekkender schijnt dan het is. Aan die misvorming van de realiteit werkt ook een opvallende psychologische verblindheid mede: alle personen worden met partijdige willekeur in het kamp van de goeden of van de bozen ondergebracht. Er zijn nog slechts Uebermenschen, engelen en duivels op het toneel.
Langzamerhand zet deze individualistische en zeer subjectieve interpretatie zich ook in het waardeoordeel over de menselijke daden door. Na enige jaren zullen de romantiekers, doorgaans de romantiekers van de tweede rang evenwel, de rangorde der waarden omkeren en van hun hoofdpersonen helden om hun ondeugden maken. Men diene in dit verband maar te denken aan al de opgezweepte onzin die over de huwelijksmoraal en de rechten van het bedrogen meisje, over de voortreffelijkheid van avonturiers en zwervers, over de onschuld van de misdadigers en de gemeenheid van hun slachtoffers werd verkondigd. Heel die mentaliteit, nog in het eerste stadium van haar ontwikkeling, vinden wij in de aanvangsperiode van de historische roman terug. In de grond is het de gezonde drang naar voortdurende hernieuwing, die, onder invloed van verschillende factoren van buitenuit, een verhoogde kracht heeft gekregen, maar het gebrek aan intellectuele zelfcritiek maakt dat de goede aandrang, het goede doel ver voorbij, tot de belachelijkste en verderfelijkste overdrijvingen voert. Uit dat gemis aan redelijkheid, aan evenwichtsgevoel, is het te verklaren dat de romantische kunst zo weinig humor kent. De rationalistische kent er evenmin, omdat het haar aan hart ontbreekt. Alleen waar het leven in zijn volheid wordt beleefd, is er plaats voor de hoogste zelfoverwinning en schoonste zelfbevrijding van de mens: voor de glimlach, op de tranen gewonnen, door het besef dat het edeler is zich met de werkelijkheid te verzoenen, dan anderen onder zijn lijden aan het leven en al de bittere schamperheid die er het gevolg van is te bedroeven.
Een andere eigenaardigheid van de historische roman uit de romantische periode maken de lange beschrijvende gedeelten uit. Zij zijn eensdeels noodzakelijk geweest en gaan anderdeels op een voorliefde voor praal en massale affecten terug, die spoedig tot een onpersoonlijke mode, een ongunstig kenmerk van de romantische kunst, onzuiver en theatraal zou ontaarden. Wanneer de romanschrijver gebeurtenissen uit lang vervlogen eeuwen wilde verhalen, moest hij zijn lezers binnenleiden in een wereld, die zij onvoldoende kenden. Vandaar dat het als een noodzakelijkheid werd aangevoeld hen met het historische milieu vertrouwd te maken; bij die inwijding werden zoveel détails betrokken, dat hun beschrijving voor ons nagenoeg onleesbaar is geworden. Waarschijnlijk was dat vroeger veel minder het geval, want het is geen zeldzaamheid zulke lange beschrijvende passages in bloemlezingen uit die tijd aan tet reffen, als voorbeelden van bewonderenswaardige literatuur. De smaak is anders geworden, misschien omdat de hedendaagse lezers beter met de geschiedenis vertrouwd zijn, met de geschiedenis als wetenschap dan, waarin over feiten en niet over verbeeldingen gehandeld wordt. Een historische roman die, zoals het met veel werken uit de XIXe eeuw is gebeurd, louter op de scheppende fantasie zou steunen, zou alleen de lezers van feuilletonliteratuur kunnen bekoren. Bij sommige romantiekers werd de beschrijving van de historische omgeving uitgebreid tot gebieden waar ze veel minder of niet aan een noodzakelijkheid beantwoordde. Wij kunnen dat vaststellen bij Hendrik Conscience, wiens natuurbeschrijvingen niet in functie van het verhaal onmisbaar zijn en daardoor langdradig en vervelend aandoen. Aan die liefde voor het kleurige fresco danken wij ook de uitvoerige schildering van plechtige ontvangsten en veldslagen, zoals ze in talrijke historische romans uit de eerste periode voorkomen, met als onvergetelijk voorbeeld het tafereel van de
slag bij Waterlo, uit Les Misérables van Victor Hugo.
Het is in die atmosfeer van revolutionnair idealisme, gevoelsoverdrijving en rhetorische pedagogie, dat wij Conscience terecht moeten brengen, als wij hem naar verdienste willen waarderen. Zijn werk bezit de meeste hoedanigheden en gebreken van het uitbundigste romantisme. Wanneer wij nu De Leeuw van Vlaanderen of De Kerels van Vlaanderen herlezen, worden wij, in zo ver wij nog niet door een geblaseerd cynisme vergiftigd zijn, ontroerd door de waarachtige bezieling, die de schrijver heeft geleid. Conscience heeft geloofd in zijn idealen en wel zodanig, dat hij er geen ogenblik aan gedacht heeft dat zijn kijk op de geschiedenis kon onjuist zijn en zijn verheerlijking van het verleden een redelijke grondslag missen.
De ontvluchtingsdrang in Conscience heeft hem tot het scheppen van een wereld gebracht, waarin trouw aan eigen aard, vrijheidszin en ridderlijkheid, de drijfveren van de personen zijn, die hij tot voorbeeld wilde stellen. De raaklijnen met de concrete werkelijkheid van mens en gemeenschap zijn zo weinig talrijk, dat het werk, gelezen door iemand die zich in de romantische sfeer niet kan overplaatsen, over het algemeen ongenietbaar wordt.
Omstreeks 1850 is de historische roman zo ver geëvolueerd, dat er van een nieuwe opvatting kan gesproken worden. Ze komt reeds duidelijk tot uiting in Salammbô van Gustave Flaubert. Deze grootmeester van het Franse realisme heeft in zijn roman over Carthago het meest indrukwekkende van de voorafgaande periode bewaard en het met een streven naar historische nauwkeurigheid verenigd. Nog