Archeologische restauratie: H. Mildrethis-kerk, Izenberge. (Arch. † J. Viérin, Brugge)
Izenberge, Reconstructie.
Deze typische kerk van het Westland bezit een torentje van witte kalksteen, dat dateert van omstreeks 1200; materiaal en bouwvormen verwijzen naar die ontwikkelde kunst van Normandië, die langs de oude bisschopstad Terwaan in de IJzerkom vaste voet kreeg. Heel wat fijnere kunst dan wat, in die dagen, in het overige Westvlaanderen werd gebouwd. Maar dat eerbiedwaardige torentje was bouwvallig geworden, de mortelspecie zat tussen de voegen verteerd, de witte kalkblokken lagen los en vielen naar beneden. Zodat men het nodig vond het hele gevaarte uiteen te nemen en de bruikbare stenen zorgvuldig te nummeren, zodat alles getrouw en stevig hersteld kon worden.
Van de gelegenheid werd gebruik gemaakt om de moerpijlers, die de oude middentoren schraagden, volledig te hernieuwen. Die moerpijlers waren maar een povere constructie, waaraan men almaar door had gelapt en geknoeid, bijgebouwd en verzwaard, om de zware toren beter te schoren. Van binnen gezien was het koor door die stukken metselwerk haast volledig afgemuurd: door een nauwe spleet kon men, met veel goede wil, nog iets van het hoogaltaar ontdekken. De indruk was des te meer ongunstig, daar rond die massale moerpijlers, met hun primaire romaanse vormen, in de jaren 1500 en 1600, zich een van deze luchtig-ruime Vlaamse kunstkerken had ontwikkeld. Izenzerge hoort ongetwijfeld bij de beste kerken van 't Veurne-Ambacht. Breed, ruim en klaar: met grote ramen, waarvan de witte verglazing een blijde dag binnengiet en de weelde van de barokke meubilering laat spreken. In vele Vlaamse kerken is dat alles verloren gegaan.
Thans is de herstelling van toren en kerkgebouw af. Het was een der laatste opdrachten van de grote Brugse meester, Architect Jos. Viérin, een der beste kenners van de bouwkunde in verleden tijden, en daarnaast
† Architect Jos. Viérin.
een baanbreker op bouwkundig gebied met open oog voor de toekomst.
Als wij deze reconstructie een ‘archeologische reconstructie’ heten, dan begrijpe men dit niet als een herstelling van het kerkgebouw in de toestand waarin het zich bij zijn ontstaan bevond; voor de geschiedenis, bepaald van de toren, verwijzen wij naar het standaardwerk van Prof. Dr Br. Firmin over de Romaanse Kerkelijke Bouwkunst in Westvlaanderen. Wel werden er sommige elementen in de oorspronkelijke toestand hersteld. Andere bleven integendeel zoals zij vóór het herstel waren; zo werd de kap van de toren eenvoudig heropgezet en van nieuwe schaliën voorzien. Nog andere elementen werden volgens een totaal nieuwe opvatting gebouwd, zonder dat de architect de bedoeling had daarmede het oorspronkelijke plan trouw na te volgen.