Muziek
De Muziekacademie ‘Adriaan Willaert’ te Roeselaere
TOEN die dynamische onderpastoor, die Weleerwaarde Heer Dumortier voor de stad Roeselare geweest is, dertig jaar terug tot de vaststelling kwam, dat de bevolking van Roeselare, voor wie hij al zoveel nuttigs had tot stand gebracht, ook nog ‘nood had aan muzikale ontwikkeling’, kende hij waarschijnlijk Frederik Van Eeden's woord, ‘muziek lokt van een ziel muziek weer los’ en was hij er ook van bewust dat in dat verwoest en in 1921 heroprijzende Roeselare ook nog ‘de muziek de taak der vertroosting kon meespreken’.
Bij enkele muzikaal-voelende fijne zielen, als Marc Rommens, de thans nog actieve cariatide van de muziekacademie, Jozef De Nolf, zaliger Alfred Belpaire, Pieter Vandermeiren en Alphonse Vanneste, de dichterlijke woordbeeldenartist, die Jozef Van den Berghe is, moest onderpastoor Dumortier niet lang betogen dat ‘muziek de medicijn van den geest is’ om ze geestdriftig in zijn stout plan te doen opgaan onze stad te begiftigen met een Muziekschool. In Jozef Hanoulle, de volkomen musicus en organist, die over het Lammensgesticht en het Conservatorium van Brussel te Roeselare, zijn vakkundige, opvoedkundige en didactische bekwaamheid ten dienste stelde en nog stelt, nu, na dertig jaar, met dezelfde enthousiaste verbetenheid, had E.H. Dumortier een directeur voor zijn piepjonge school van toen ontdekt. En welk directeur? Een die met Byron meent en terecht: ‘there is music in all things if only men have ears’. (In alles is muziek, als men slechts oren heeft).
Een bescheiden begin is dat geweest: twee klassen notenleer, twee klassen piano, een klas zang en een klas viool, en in al die klassen samen 110 leerlingen, die toepasten wat Beethoven aan Aartshertog Rudolf ten jare 1819 schreef: ‘De muziek verdient bestudeerd te worden’.
Na twee jaar kwam, wat toen uitzonderlijk was, de erkenning door de Staat en na tien jaar bestaan kreeg deze muziekschool de titulatuur van Muziekacademie eerste klas. Het aantal cursussen ging crescendo - zo kwamen het programma aanvullen: cursussen van cello, bas-viool, dictie, muziekgeschiedenis, harmonie, contra-punt en slagwerk.
Hoe welsprekend die enkele cijfers, die ons leren dat het aantal leerlingen in dit dertig jarig bestaan groeide van 110 tot 512; het aantal professoren van 6 tot 29; het aantal werk-uren les van 56 tot 275. Uit het leerlingen-aantal
Joz. Hanoulle, Bestuurder.
werden 16 leerkrachten opgeleid, die tot de flinkste elementen uit het leraarskorps behoren.
Elk jaar - de oorlogsjaren uitgezonderd - werden drie tot vier concerten gehouden waartijdens leraars en bekroonde leerlingen of bekende virtuozen ons volk leerden gaan tot die ‘andere’ muziek waarvan Liszt schreef.
Naast die eigen concerten, schrijf ik uit de lijst der grote en grootste prestaties af: In 1925 reeds het Oratorium De Schepping van J. Haydn en de Heropbouw-cantate van Brengier. Volgden in 1926: De Goede Herder van Baron J. Ryelandt en Alexanderfeest van Haendel.
Na de bevrijding kregen we Maria van Baron Ryelandt, in 1945 De Jaargetijden van J. Haydn en in 1946 Franciscus van Edgar Tinel.
Het jaar 1950 gaf ons Pergolèse's Stabat Mater, de Koffie-cantate van Joh. Seb. Bach, Moeder van L. De Meester en de koren uit De Verloren Zoon van Jozef Van den Berghe.
Het Peter Benoit-jaar 1951 bracht ons De Leie van de Vlaamse componist en verder nog Wachet auf van J.S. Bach en Het standvastig tinnen Soldaatje van W. Pelemans. Vijf van die na-oorlogse uitvoeringen werden over de Nationale Radio-omroep uitgezonden.
De Roeselaarse Vrije Muziekacademie Adriaan Willaert is uitgegroeid en opengebloeid tot een waar en hecht cultuur-centrum.