ongeveer de helft ernstig opneemt, de andere helft zijn Vlaams. En wat ons land betreft, voorlopig blijft evenwaardige belangstelling of waardering illusoir. Zijn misnoegen over dezen stand van zaken uitte hij in ironies.-bittere woorden in zoover dat hij onwillens in paradoksaal vaarwater meegesleept werd: - Ruimte is het huis voor sympathie maar eklektisme is een bot zwaard in een landje waar men zijn vijanden niet met goed fatsoen uit den weg kan gaan. - En dan volgde een overmoedige, zo niet infame aanval op het Gezag: - o die gezellige persijnse stijl! Is het dan tòch waar dat ieder ontwikkeld Vlaming er desnoods een gelegenheidsgedicht moet uitkrijgen? Permitteer dan dat ik zeg: leve de outlaws die geen burgerrecht waardig gekeurd worden door lui wier zelfzekerheid doet vermoeden dat ze nooit beduusd hebben gestaan toen ze hun eerste meisje zoenden, beduusd voor de raadselen van het hart zonder dat de thomistiese zon er haar stralen rond remonstreerde. Zulk een rein geluk is voor tobbende mensjes als wij niet weggelegd. Die hebben lak aan heerlike taal, aan duizelende denkkracht en subliem beeldengetoover, aan raakpunten met vele ismen en evenveel auteurs: wij zijn slechts gewone individu's en dat is genoeg...
Dat heet ik, met alle respect voor het overige joernalistiek werk van mijn briefwisselaar: wantaal. In zake hedendaagse critiek geeft bij blijk van een juister inzicht. Zij is zegt hij een doublure van het ‘letterkundig hoekje’ en wordt bediend door mensen die steunen op de geleerdheid en de mooie systematisatie hunner voorlopers, - aldus vinden ze allicht voor elke nieuwe publicatie een passende gemeenplaats. De knapsten denken hun taak al flink volbracht als ze ontdekt hebben dat ook bij ons als elders de literatuur zich afkeert van emotionele problemen en passionele afwijkingen om zich te keren naar themata waarbij verstandelike tornooien de hoofdrol spelen. Tot op het ogenblik dat iemand dit alles dekandentie scheldt en de westerse uitkomstloosheid dapper verwisselt voor de mystieke dronkenschap van het verre Oosten of de nieuwe vitaliteit van Far-West.
Het wantrouwen tegenover de richtende critiek dat in deze regels tot uiting komt, reflekteert wel de meening van vele jongeren, ten minste van dezen die zelf niet aan critiek doen en de wijsheid niet vatten van van Ostayen's boutade: kameraden, als het ons lief is geprezen te worden - enzovoort, zo ongeveer.