Mets, die toen niets anders dan zijn eigen kop schilderde, niet Flor van Reeth, en met de heerlijke familie Goedemé, Ja daar zijn veel schoone dingen te vertellen over de kracht die van uit Vlaamsche Arbeid straalde in vele kunstmiddens. Vlaamsche Arbeid heeft gearbeid, niet alleen in zijn tijdschrift, maar vooral naar buiten, net heeft gevormd en geleid. Vlaanderen heeft heel veel aan Vlaamsche Arbeia te danken.
Er waren vergaderingen. Ik heb er een paar bijgewoond. Van den Over en Muls regelden dat alles om ter beste. En het fatale kon niet uitblijven. Er was nog geen souper ge weest, er moest ook een souper bijkomen. Het gedacht kwam van Karel van den Oever. Een souper voor de medewerkers en discipelen van Vlaamsche Arbeid. Van den Oever dichtte toen Maenrijmen, en was heelemaal weggeslurft in het Antwerpen der Renaissance, zat gedurig bij Plantijn, en was voor de schilderijen uit die dagen niet meer weg te slagen. Het moest een echt oud-Vlaamsch eetmaal zijn. 't Had plaats in een oud stamineeken onder den O.L. wrouwetoren, de spijskaart was op oud papier, gedrukt met echte Plantijnletter, in oude spelling, en wat er te eten was, was afgecopieerd van de oude Vlaamsche schilderijen, Och spijtig dat ik die spijskaart verloren ben! (Indien Jozef Muls er nog een bezit, dat bij ze toch eens afdrukke, als document). Ik heb er nog van onthouden: Zwarten Beuling met Appelspijs, Vlaaien fruit ende toeback. Zoo 't schijnt wou iedereen daar aan deel nemen - men moest zich haasten om nog plaats te hebben. Het stamineeken was te klein. Ik schreef rap in, en was er per hoogen hoed. Er was een lange tafel gedekt. Waar bleven de anderen? Daar kwamen ze allemaal ineens binnen. Karel met zijn twee broeders, Muls en Jan Hammenecker. Dat was al. Meer kwam er niet. Weinigen hadden ingeschreven. Maar hoe is een Vlaming. Hij komt ter elfder ure toch. En daar had men op gerekend. Er kwam niemand. Laat ons dan maar begin nen. Jan Hammenecker maakte een kruisken. De meiden brachten bergen worst, emmers appelspijs... potten toeback, enz. We aten, dronken en smoorden. Karel krabte in zijn haar. Muls zei een schoon woord over Vlaamsche Arbeid. 't Slot was dat er oneindig veel eten overschoot, dat de kosten zoo hoog waren, en dat iedereen, buiten de som der inschrijving, moest bijleggen. We legden bij. En 't laatste slot was dat
Van den Oever met zijn broers, belast en be-