Vlaamsche Arbeid. Jaargang 25 [20](1930)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 412] [p. 412] Vier Gedichten Banaal Park Tussen gesloten lotus en wilde wier - o schone wier van lafheid o lotus van éen heldere nacht - ligt helder een verloren zwaan en eenzaam. Maar zeldzaam staat een mauve wateriris fier boven de lafheid van de wier en roerloos naast de overmoed der zwaan alsof de zwanehals als iristengel en vice versa boven de fierheid staat die tussen wier en lotus bengelt. O lotus van een heldere nacht éen heldere nacht van louter schroom Wie tussen wier en lotus iris is en fier is als de zwaan en roerloos wacht op wat moet komen en nooit komen zal die staart met open oog de zwaan mee met de mauve wateriris aan Het Laatste Blad De laatste blaren tot het allerlaatste blad dat aarzelt om te vallen op het pad der ondeugd en der deugd tegader. De laatste blaren van de bomen hebben hun aarzeling verspreid over de schedels van te vele hoofden omdat gij met een klamme handigheid de laatste trilling van de blaren roofde. [pagina 413] [p. 413] Want wat is blad en bladerval de deugd is als een waterval van ondeugd in de diepste diepten De aarzeling van de blaren - de laatste blaren van uw eigen aarzeling - ach is naar de diepte meegevaren. De Wagen De trage wagen dok kort door de nacht met rood en licht dat schommelt de schaduw in de donkere schacht van 't dorp de lage huizen langs Het is een duistere nacht Daar is geen afstand als de worp van een steen die wij niet vallen horen en als de slagen van de klepel uit te toren in de kom van 't dorp. De wagen dokkert naar de verte de deuren kloppen bij zich vel ven aan en daar is geen gelaat dat zal ontsluiten de deuren van uw donkere waan. Want gij zijt stil de honden zijn vol angst de stilte doet de ruiten klappertanden van úw angst die te zoeven hangt als d'insecten aan de duistere wanden. Want gij zijt zelf de angst die gij niet zelf kunt doden die aan uw slapen klopt als aan uw deur maar gij weerstaat niet meer aan 't knarsen van de sloten en 't dokkeren van de wagen beurt om beurt. Op dezen stond is 't úwe beurt gij hoort niet meer de wagen [pagina 414] [p. 414] en nu gij denkt de stilte en de hond gesmoord te hebben in een gil van moord weet gij niet waar uw vrede heen te dragen en werpt de ballast van uw zinnen overboord Portret Haar blik schuift langs de ronding van haar oog over de ronding van haar wang de spiegel toewaarts naar haar beeld alsof 't een beeld was van voorbije angst gebroken en vergeeld. Hoe tans verdrijft de laatste damp van angst haar hand langsheen haar dunne hals als d'andere vingeren die haar hoofd bedaren vergaren tot een wonderbare vangst de zilvervisjes en de grijze haren De grijze haren van een grijs geweten met de bitterheid van een traag vergift en het passierood van haar lippenstift. En waar de damp vlug was vergaan tot een akwarium van 't verleden is plots een vogel neergegleden. Gaston Burssens. Vorige Volgende