Vlaamsche Arbeid. Jaargang 25 [20](1930)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 402] [p. 402] Uit de opera: ‘De blinde uit de Kempen’ 1e Bedrijf 1e Tooneel Margriet (de blinde), Marie (haar schoondochter), Staas (hara zoon). Marie. 't Is mij een vreugd, als 'k al die vlijt aanschouw, Van Moederke vooral; die werkt nog even trouw Als in haar besten tijd. Ik wil het niet verheelen, Dat 'k niet begrijpen kan, hoe, op den tast, Alleen, zoo vlug en toch zoo vast Die oude vingers met de klosjes spelen. Margriet. Ja, kind, 't is waar, maar 'k voel voor drie; 't Is, of ik met mijn vingers zie. Die goedheid dank ik God den Heer... Gij komt van 't veld, boe is het weer? Marie. Een stille dag vol blijen zonneschijn; Augustus zet zich heerlijk in. Margriet. Nu, kind, dat is een goed begin, Dat kan een kostlijke oogstmaand worden. Marie. Ja, Moeder, de oogst is rijk en zwaar, Dat wordt een rijkgezegend jaar. Staas. Het koren staat als goud zoo blank. Margriet. Wel zoo? De goede God zij dank. Marie. De zon heeft alles malsch gestoofd, [pagina 403] [p. 403] De boomgaard laait van blozend ooft, Op veld en akker zwelt het kruid En perst de vette kluiten uit. Margriet. Dan zijn wij voor den wintertijd Geborgen. Zoo loont in goedertierenheid De Heer wie werkt met lust en vlijt En voor zijn brood blijft zorgen. Allen. Dankt, alle schepslen, looft en prijst Den neer, Nu weer Voor u de blijde zon verrijst En met haar gouden stralenlach Begroet den nieuw geboren dag. Hoe frisch door 't groeiend zongeweld Nog blauw Van dauw De sappig-groene weelde zwelt, Die als een mollig bloemtapijt Op Vlaandrenland ligt uitgespreid. Met dik gezwollen toppen staan Nu zwaar Van aar In 't zonnig veld de halmen graan En nijgen naar de vruchtbare aard, Die al dien rijkdom heeft gebaard. Straks zingt de strekel op het staal En licht De zicht Bij 't vonkenspel om 't blank metaal; Dan vlijen zich de halmen saam Bij 't ruischen van Gods heilgen naam. Gezegend zijt gij, Vlaandrenland, Waar blij En vrij De boer zijn gaard en hof beplant, Een vrijman in zijn woning is En op zijn grond een koning is. G.W. Lovendaal. Vorige Volgende